We wonen op aarde,
in een stadje dichtbij zee
we hoeven niet te praten
zijn dieper dan water
dat kan je voelen
dat weet je
en ondertussen
kijken de engelen mee
We wonen op aarde,
in een stadje dichtbij zee
we hoeven niet te praten
zijn dieper dan water
dat kan je voelen
dat weet je
en ondertussen
kijken de engelen mee
We accepteerden de andere partners,
zij zowel die van mij
als ik die van haar,
we hielden geen rekening met elkaar,
plakten geen stickers, geen afspraak was heilig,
het was er gewoon
we deden het op gevoel,
maakten elkaar wijs dat we vrienden waren,
maar ondertussen…
Ze proestte het uit, maar sloeg ook een gilletje, want er zijn mensen
die je dood willen!
Ik ondertussen zette koffie en lette niet op haar, na twee minuten
stilte deze dag,
en toen droeg zij voor en citeerde er vrolijk op los: weet jij wat een
dreigement is? Dat ik je adres heb.
Het gras is ons voor de voeten weggemaaid
de bomen met de fiere kruinen in de lucht
zijn vlak voor onze neus geplukt
en ondertussen zijn de wolven terug,
grijpen de lynxen wat ze grijpen kunnen
en voeden wij ons met insecten.
Het vuur is stil, de kleur van het omringend licht
verandert. Hoeveel hoop is nog gepast
als van het land geen eten meer te oogsten is?
Er is een tweede die de kudde leidt,
hij fluistert dierentaal
in de verte is geen stad.
We zijn met honderd, als één mond.
Verzengend en hoopvol, slachtteder,
onvervuld gevederd : het vliegen voor
de kraaien.
Dan toch gefladder, in de hoofden en het oog
van die ene god : “de aanvulling van de eerste twee
stenen tafelen werd per sms verzonden, voorzie
krediet”
De voorzienigheid heeft nu het woord, maar weer
schudt zij het hoofd. De kudde gonst.
Ook dit vlees zal aan tanden kleven
Recente reacties