Heidens is het, grif geef ik het toe,
mijn ochtendgebed.
Te duister mijn begin.
Traag uit de sluimer zoek ik
de verzoening met jouw kruis, beeld
mij vormen van aanbidding in.
Mijn hand, het eelt nog zacht
van een gladgebeden rozenkrans,
streelt elke dagbegin profaan
mijn blij en droevige geheim.
Een dag richt zich op,
ik zal prevelend aanwezig zijn.
Dit is mijn lichaam,
waar ben jij?
Recente reacties