De wereld openbaart zich aan ons
Allen, doch met gesloten ogen sluiten
Wij dit af. Wij die bomen vreten,
Dieren, de raven die ons de dood
Wijzen, volledig vergeten en
Negeren. Er heerst een plaag, soms
De handen wassend in onschuld, doch
Vaak gedragen door het afgestorven
Nachtegaal gezang. Alles raakt met
Lichtelijke strelingen naar vergetelheid,
Niet in hart en ziel, maar in het
Afgekaderd, koude verstand.
Rationaliseren, problemen oplossen veroorzaakt
Door onze blikken. Die van een boom,
Enkel papier zien. Koortsig door een
Knagend geweten aan mijn
Eigen handelen, dat dit tot uitkomst
Laat komen. Onze graven al sinds
Het begin van ons leven gegraven,
Duwen onze lasten ons dieper, en
Dieper de grond in. Ogen
Nemen waar, maar het blijkt een
Afspiegeling van de vergankelijkheid
Van onze wil. Betonnen huizen
Beschermen ons, wat verdedigt
Alles daarbuiten? Simpele wezens
Dat onbegrip met vuur bestrijdt.
Wij zullen niet als feniksen
Herrijzen, maar verdreven worden
Van ons huis, de vernietiging dragend een
Plek in onze harten, en zielen zullen
Verscheurd door wolven, vergaan tot as.
In de stegen van de openbaringen
Rusten, tot het einde van al onze
Dagen. Ongenezen wonden zullen niet helen,
Maar de last, het lood niet te vormen
Tot goud, verder het graf in dragen.
De wereld eindigt niet met woorden,
Maar met geschreeuw gedragen door dieren,
Planten, bomen en het herstel van de aarde
Haar pracht.
Resultaten voor het trefwoord nachtegaal
gif spuit kringen uit een vulkaan
vervuld de hemel haar liefde over
meneer nachtegaal kwijlt toch
in dampen vergrijzen jaren verder
niet de natuur, wel gillende mensen
kwakende slachtoffers roken bommen door
de nevel sijpelt het meer over
mijn as druppelt het water toch
lijkt mijn glas niet te verzuipen verder
niet het licht, wel een koude dood
Als ik vluchtig in de poelen staar,
ziet de wereld mij door trillend vlies,
de ogen openend zie ik haar,
helder, ieder anders is verlies.
Ik spartel nog, met bevende handen,
de maan zakt reeds achter mij teneer
en naakt kruip ik naar de warande
waar ik herboren word, keer op keer.
Licht verdwaasd draai ik rondom mijn as,
voor mijn neus fladdert een nachtegaal,
ik pluk hem weg, werp hem in het gras
en de dauw was rood, de ochtend vaal.
Vermetel huppel ik door de heiden,
en bij mijn oud tehuis gekomen
tracht ik mijn voorganger te mijden
opdat ik toch kon blijven dromen.
Een vaart loopt door dit meer
waar men schaatst op golvend ijs
naar Rottum en De Haske.
Het is gemeente Skarsterlân.
Komt kanovaren, windsurfen,
pootjebaden in voorheen het Haskerwiid.
Schoonrijden, ijszeilen
aan de wind en het riet.
In het broekbos (vegetatie op drassig gebied)
groeien Elzen en Wilgen.
Aan de westkant bloeit Moeraskartelblad,
Veenpluis, Kamvaren, Zwarte Ruiter.
Daar leeft de Nachtegaal,
de Snor, de Wielewaal.
De Porseleinhoen kraakt op het water,
twee meter diep.
Recente reacties