Resultaten voor het trefwoord moeders

babyfoto’s na de sluikstorting van een opgezette haas – delphine lecompte

Ik sluikstort mijn laatste opgezette haas in de tuin van mijn vroegere orthodontist
Mijn tanden zijn nog steeds lelijk maar de orthodontist is gepensioneerd
Na de sluikstorting breng ik een bezoek aan de necrofiele tegelzetter
Hij ligt op de sofa met een gebroken arm, op het gips staan acht trollen in viltstift,
Zeven karpers, en een verkeerd begrepen citaat van een dode Sovjettoneelschrijver.

Ik vraag: ‘Mag ik boven mijn teennagels knippen?’
Het mag, in de badkamer denk ik plots aan de robuuste kreeftenkweker
Die ik gisteren zo onbarmhartig heb afgewezen, hij wilde mijn fiets lenen
Ik verdrijf de gedachte en haal mijn nagelschaartje uit mijn kinderachtige rugzak
Ik knip enkel de teennagels van mijn linkervoet, ze zijn licht, licht als betekenisloze klavers.

Terug beneden warm ik rijstpap op voor de necrofiele tegelzetter
Ik strooi mijn vijf afgeknipte nagels in het pruttelende potje
De rijstpap brandt aan en de tegelzetter vraagt waarom
Ik geen avondcursus paardengebitverzorging volg
Hij denkt dat mijn moeder een manege uitbaat, hij denkt dat ik haar kan opvolgen.

Ik kieper de rijstpap in de vuilbak en geef de necrofiele tegelzetter een chocoladen letter
De ‘S’ van stakker, van staking, van stang, van slang, van slag, van sepsis, van sorry
Maar toch vooral de ‘S’ van mijn moeders voornaam, mijn meest onafhankelijke opvoeder
De necrofiele tegelzetter slokt de letter naar binnen
En zegt: ‘Nu moet je weggaan; ik wil niet dat je hier bent wanneer mijn poetsvrouw komt.’

Terug thuis blader ik in het zwangerschapstijdschrift
Dat ik vorige maand heb gekregen van mijn muze
Het was geen wreedheid, hij dacht echt dat het eindelijk gelukt was
De meest fotogenieke baby komt uit Lichtervelde, ik zal hem niet ontvoeren.

eindelijk II – peter heuveling

Kwam er maar een eind aan nutteloos leven
aan modern egoïsme en niets willen geven.
Aan gestorven moeders en te jonge wezen.
Aan vretende ziektes. Aan niets te genezen.

Was het maar klaar met al dat doelloos gezeik,
politiek beloften, waar ’t nut nooit van blijkt.
Al die graaiende banken en bonuscultuur.
Zwarte waarheden, verkleurd door censuur.

Hield het maar op met de angst en het bloed,
vergoten voor goden en wat de mens daarmee doet.
De racist en zijn buurman wiens afkomst verschilt,
die door haat en geweld de toekomst verspild .

Wanneer stopt die stroom van zinloos geweld?
Met geduld en respect word de vrede hersteld.
Zonder verwachting, van vooroordeel ontdaan;
Niet spreken maar luisteren om elkaar te verstaan.

in een supermarkt met een toepasselijke sjaal – delphine lecompte

Het kind aan mijn hand is volstrekt heilig
En daarom draagt hij een dode Tasmaanse duivel rond zijn nek
Hij krijgt alles waar hij naar wijst: rijst, meloenen, forel
‘Waarom moet je zulke gezonde keuzes maken?!’ vraag ik vreselijk geërgerd
Misschien geef ik hem zelfs een oorvijg, of een kneep in zijn schouderbladvlees.

Maar het kind is niet van streek, hij vergeeft mij voor de 1031ste keer.
En nu wijst hij naar de chocolade om mij te paaien
Ik kan wel huilen met de pet van de uitvaartverzekering van mijn moeders endocrinoloog op
Op de pet dansen twee schapen vermomd als Friese zeepzieders een houterige wals
Hoe zou je zelf walsen als je schaap was, en vermomd bovendien!

De kassier vraagt aan mijn ontvoerde jongetje hoe hij heet
Hij zegt de waarheid
Buiten is het te heet om lang te verbroederen met de clochard
Die eergisteren mijn leven gered heeft
Toen ik dreigde gewurgd te worden door zijn equine lijmverslaafde collega.

In mijn huis weigert het jongetje in de zetel te zitten
Dus zit ik alleen
En alle chocolade is voor mij
Maar ik proef niets want hij staart naar mij
Het kind kijkt mij beschuldigend aan zoals kinderen, otters en asielteckels daarin getraind zijn.

‘Ga weg.’ Zeg ik mat
Ik heb zelfs geen mat
De vloer is vuil, ik heb nooit een zoon gehad.

ze kraait nog kind – jelou

Ze slaat haar armen om koppige draken
leest ezelsoren glad in vuur aan de schenen,
gedoofd door moeders nacht

ze kraait het kind in trouwen met poezen
haar borsten gepreveld in oudere tongen
dan rose kauwgom verdragen kan

ik wikkel haar benen in brandwerend folie
stel heupen af op onzichtbaar wiegen
terwijl haar stift Roodkapje kleurt

Haar kiem wil ik smoren, haar lippen begraven
in onschuldig zand haar afdruk behouden
de korrels zeven voor het geval

op handen en kniëen doorkruipt zij de kamer
echoot een paard naar naieve muren
het zadel gehuiverd in mijn hand

ik lach mij vermaakt, het leidsel in handen
blindeer ik de deuren en ramen, haar lipstick
verstopt in mijn plooibare angst.

scheiding – b. vogels

eens deelden we azuur
en witte stranden
het vuur liep over
van onze zeeën
we kenden geen grenzen
geen landen geen boorden

eens hadden we
dezelfde moeders
dezelfde kinderen
alleen de maan was anders ginder

eens waren we het eens
over de kleur van onze woorden

roet – mattijs deraedt

Hij keek hem aan en zag daar staan
zijn broer van goud, al jaren koud.
Hij wist zeer goed, hij stampt en roept
net als ieder ander kind van zes.

Stil en bebloed, aan het water geschonken
dobbert het grijs, een schim tussen het riet.
En waar de rook uit het woud omhoog cirkelt
raast een zwerm van lood. Gekarteld brullen
de moeders, alleen en verwond schreeuwen
zij de kreet van hun kroost, bevroren in de keel.

En hij zag het gebeuren, en hij zag het vergaan
het vuur in de koren, de slang beet de haan.

breda, fatimastraat, zomer 2011 – ellen vedder

Koeriers in jogging of spijkerbroek, jagen
de tijd voor zich uit, van pakket naar huis,
nog te behalen doelen, megagrote auto’s,
kostuums op wielen voor de man, soms
vrouw, stil kijkend naar voorbijgangers

Moeders met vrolijke billen, heupwiegen
op geile peeptoes, hun liefde als een tent
om zo’n mollig jong in een wandelwagen
Verderop de zakkerige jeugd, lege blikken
die uit handen ploppen, waar is de chill?

Een heer, ruitjesblouse met korte mouw,
bretels, grijze hoed tooit het kale hoofd,
handen fladderen als hij een arm steunt
op een omgezaagde kastanje, voorover
gebogen telt hij de jaarringen in de stam

test – hans mellendijk

Cijferreeksen
Kloppen op de tienerkamerdeur, opklapbed in dromen
verstoord door het slechte nieuws uit moeders mond.
Portret in Caran d’Ache kleuren verpulverd, verschoten.

Reeksen van data Wanneer, Waar en Waarom u zich bevond
op die bewuste datum in een mysterieuze volgorde volgden.

Welke datum volgt logischerwijs op de reeks:
22-11-’63 | 04-04-’68 | 08-12-’80 | 06-10-’81 | 31-10-’84 |
28-02-’86 | 04-11-’95 | 11-09-’01 | 06-05-’02 | 02-11-’04?