Er was eens een vetgemeste gans die een kei vond
En dat ze te lang en te gelukkig leefde
Ze nam hem, schudde de mest eraf en stak hem
Met beide poten in het gat van haar trechter
Toen de ganzenhoedster haar de poort door joeg
Na de godganse dag geen volk gehad te hebben
Ganzen immers worden afge-leverd in de hel
Trok ze haar pluimen uit en rolde al haar leden
Lillend en bevend door pek en eigen veren en zei:
‘Falada, waer bestu bleven, mi lanct naar uwen paardenkop’
Waarop het ros prompt de benen nam en een extra paar
Uit de spijkerton voor de prinses die nog nasnaterde.
Recente reacties