Resultaten voor het trefwoord meestal

stromingen – c.p. vincentius

Aan de oevers van de volksaard drijft
de bastaard tussen het riet en zucht:

‘Ik ben al met al meestal het meest
benevelde onechte kind en beweer
met de richting van kreten mee naar
de draaikolk van emoties te drijven.

Zo ben ik één met stromingen en voel
me weggezogen met het gedobber
van al het andere wrakhout rond mij,
die eigen splinters weigeren te zien.’

… en morgen weer de wagen op. – martin m aart de jong

Hij neemt de vuilnis mee
hij heeft een stapel vuur
op zak thuis drinkt hij
meestal thee maar soms
wanneer het donker wordt
daar in zijn kop neemt
hij een schot het leven
sleept zich voort van
zondag naar zondag
frikandellen & patat
des ’s avonds bij
het voetbal voor
de dag erna
de wagen op
na koffie
hij tilt
gooit weg,
gooit alles
weg en maalt.

gehard sap – elize augustinus

Hoe je het ook draait of keert
Het gaat meestal
Niet zoals je het voor ogen hebt

Het beeld valt uit je handen
Je buigt
Raap op
Kom overeind
Met gekromde rug
Je slikt je tranen in

De scheur is niet
Te lijmen met de beste gom
Van bomen stuiken
Uit het nabije oosten.

mijn galapagos – juvu de ruiter

Het was wat krap in die peulenschil
vaak hoorde ik een regelmatig bonzen, sneller dan weer langzaam
soms hoorde ik een kermen, een kreet.
Vaak was het rustig; een groene waas dan weer donker.
Ik groeide en groeide totdat het omhulsel openbrak en ik uit hem kroop.
Tegenover mij zat mijn evenbeeld, maar toch niet zoals ik hoopte;
haren had mijn evenbeeld, veel haren en geen heuvels op haar borst.
Tussen haar benen was geen holte, wel een uitstulping,
ik noemde haar Slang.
Als ik Slang streelde werd zij groter, maar meestal zat er niet veel leven in.
’s Nachts droomde ik van slangen die mij vertelden over wijsheid
waarin je duiken kon
een wereld (wijder/)weidser dan mijn idioom
zwiepend zwaard, gespleten sprekend tot mijn ziel.

Waar ik was, was het goed.
Verschillende dieren waren er met platte en scherpe tanden,
Waarom zij tanden hadden kon ik niet begrijpen, kwijlend sliepen zij
in dit rustig oord.
Als ik tegen Slang sprak, zei zij weinig terug
zij groeide als ik haar vasthield dat was dat.
Eén keer spoot er vloeibaar parelmoer uit, geen spitsvondigheden, geen uitweg als de weidsheid/ruimte/vlakte uit mijn droom

Ik was altijd samen met mijn harig evenbeeld,
zij zei dat ik Hij moest zeggen tegen haar.
Hij deed niet veel en ik eigenlijk ook niet.
Als ik naar boven keek groeide er vruchten
Als ik opzij keek stroomde er water.
En Hij was altijd bij me
’s nachts had ik kriebel.
Overdag zei Hij vaak dezelfde dingen.
Als het licht werd zei Hij: er is licht
als het donker werd zei Hij: er is nacht
als het nat werd zei Hij: er is water
als het droog was zei Hij niets.
De dagen gleden voort als melaatse slakken.

Op een dag zei ik tegen Hij:
Ik wil alleen zijn, ga!
Wiegen wilde ik op een groot water
luisteren naar wat het zag op zijn onmetelijk grote huid.
De zee zag veel (en ik dus ook);
dansen wilde ik met onbehaarde evenbeelden
zonder haar en suffe slangen
zilveren, vierkante bergen zien
zonder top en zonder dal.
En toen verliet ook ik mijn Galapagos
Zag dat het goed was.

huishoudelijke mededeling – martin m aart de jong

ik lepel iedere dag wat havermout
naar binnen. slik liters zonlicht
in en peins een hagelbui.het stormt
soms maar meestal waait het willig

kleine blaadjes. meisjesnaampjes.

overleg. mijn brein breit.schakelt.
concludeert tenslotte. niets.

ik haal het uit.verslind de yoghurt.
fruit. ik ben gezond meneer. er is
niets mis. er is verandering.
het is beslist.