Er is bijna altijd meer aan de hand. Het is nog niet eens de buikpijn als ze mij daadwerkelijk laat vallen, maar vooral het liegen, anders voordoen, de stress die zo’n pijn doet, die ik voel en meeneem naar mijn werk, naar huis.
“Het geeft me een kick.”
Ze stond op, gaf hem een kus, trok een joggingbroek aan en liep door de achterdeur naar buiten. Uit een vuilniszak haalde ze een pakketje tevoorschijn. Een pakketje dat hij handig uit haar handen griste bij de deurpost.
Beneden op tafel stonden twee lauwe kopjes thee, wat lege blikjes en een glazen asbak die hij net geleegd had.
“Geef me je pas eens.”
Hij strekte als vanzelfsprekend zijn hand uit en wachtte tot hij de plastic rand in zijn hand voelde. Zonder elkaar aan te kijken sneed hij het pakketje open.
“Ga maar alvast op je buik liggen.”
Het is altijd even spannend dat moment, maar na vier jaar raak je er toch een beetje aan gewend.
Daarna hebben de gordijnen eventjes in de brand gestaan, gleed de maan zachtjes langs haar oren, druppelde kaarsvet vertraagd langs haar benen en stond alles vast wat eerst opeens op twee losse schroeven leek te staan. Twee losse schroeven die ze maar wat graag aan heeft willen draaien, die steeds maar in mijn buik bleven draaien. Al vier jaar lang, elke dag een beetje meer, een beetje harder. Al vier jaar lang ‘goed geregeld’
en er is nog steeds niemand die het ziet.
Recente reacties