Resultaten voor het trefwoord mattijs deraedt

de beweging – mattijs deraedt

Bedankt aan de beweging,
want het is zij en zij alleen
die mij inspireert.

Nog meer dan het gonzende lichaam
dat blinkt in deze koude kamer.

Nog meer dan het lachen van een vrouw,
jong en vol onzin, maar geslepen
en rad van tong.

Nog meer dan het licht tussen mijn oren,
de geladen leegte na een bloedneus
of het prikken van een nieuw harnas.

Nog meer dan de eindeloze bast die staat
en blijft staan, geolied deint onder liefde.

Nog meer dan dit alles
is het de beweging die me stuwt
en verrast, die me hard en week maakt,
die me wakker schudt en streelt
met haar spannende spieren.

En na de beweging rest alleen nog de slaap,
die maar niet komen wil.

onder invloed – mattijs deraedt

Ik wil nog allerlei dingen zeggen
maar ik weet niet hoe en niet wanneer en
heel soms weet ik zelfs niet wat.
Dan weet ik dàt er iets is
maar niet wàt precies.
Ik wil nog een heleboel dingen doen
maar de tijd is kort en ik krijg geen tweede portie.

En ik ben niet vrij.

Het pad onder mijn voeten lag er al voor ik er was
en er werd reeds uitgepluisd op welk koord ik zou dansen,
welk papier ik zou kopen en welke woorden ik zou lezen.
Zelfs de woorden die ik schreef zijn niet zuiver.
Maar wat doe ik eraan? Huilen als een hond?
Door de knieën gaan en zwijgen?

Of kleur ik buiten de lijntjes?

En dan is er natuurlijk nog altijd de gulden middenweg:
je bent een slaaf van het geld tot je dood.
Ja, de zanger heeft weer maar eens gelijk.
Daar staat hij nog, in het diepe licht,
met zijn bruine krullen en zijn zonnebril.

Eerst niets en dan de waarheid,

want alles begint en eindigt met niets.
De sprong is de uitzondering,
het foutje, de onregelmatigheid.
Het niets is de donkere nacht, het lange wachten,
de zoete ochtenddauw.

En uit niets komt niets voort.

Het idee is de grootste leugenaar,
het duikt op als een dampend veulen,
net gevallen en verblind,
maar houdt tussen zijn hoeven de waarheid,
de oorsprong, de blinde duif die hij vertrappelt,
sneller dan je kunt zien.
De tijd van liegen is voorbij.
Eerst was er niets.
En dan de waarheid, het vuur, de toorts, de kever.

Het is tijd, alle slapers liggen in hun bed!

De tijd van de wakkeren is aangebroken.
Het is tijd om te schrijven wat nooit gelezen wordt.
Want een doener leest niet, een doener schrijft niet.
Een doener doet wat hij doen moet.
Een doener doet, sterft en maakt plaats
voor een nieuwe doener, een nieuwe leugenaar,
een nieuwe gemaskerde dichter.

De wolf, het varken en de modderman
met zijn korsten en granaten,
zijn oude ogen, zijn nieuwe rimpels,
zijn lange haar en zijn schuchtere baard.

En de bomen en bloemen zullen nooit vergaan
dus waarom ze hier vermelden?
Ga naar buiten en zie:
dit is het forum, dit is het spreekgestoelte,
dit is de toren, dit is de kerk, dit is de long
waar de gevederden wonen.

tame impala – mattijs deraedt

De gouden echo door de grot
De oranje grot en hemelsblauwe lagune

De hoge dronken stem trilt nog na
Geen knijper te bespeuren op deze banden
Een stem als rook, grappige rook

Als een moderne sjamaan staat hij
Onder dit bijbels gewelf
De atmosfeer omarmt hem, geeft hem ruimte

Zijn lange gewaad mondt uit in tongen
Gulzige pythons die zwaar worden van het blauw
Tussen zijn haren weeft zich een band
Een regenboog, een vloeibare pijl

Ronde tanden in een kleine mond
Een zoemende wolk
Grote ogen, zacht gelaat, kleine kin

De gitaar rond zijn hals lost langzaam op
Zweeft weg

spiegelmaan – mattijs deraedt

Honderd witte bellen bevolken de nacht,
klitten samen als bubbelpapier.
Uit de watten komt de brul van de cheeta
tevoorschijn, tanden en tong suizen ronkend
voorbij het nest van de ekster.
Verzamelwoede huist in stalen schedels
van kleine knaagdieren.

Een tinkelende rattenkop slaat dubbel en tolt
door de bladeren, recht in de mand van een late fietser
met grijze en gouden lokken.

Achter deze gevels woekeren tuinkers en sperzieboon,
slapen oud en jong, vergeet men te dromen,
slijpt men nagels tot scharen, likt men yoghurtpotjes
vol kwijl en raspt men meloenen tot stof.

’s Nachts slapen, ’s morgens slaapwandelen en in de tussentijd
wandelen. De zwarte krassen van de zomer smeulen
door het geelgeblakerde gras, onze neusgaten in, mengen zich
met de schuimende rook, beukend in onze longen
als in een afgesloten grot.

it’s all in the mind – mattijs deraedt

Er groeit een gelaat op zijn blanke hoofd.
Zie de pracht van deze kathedraal!
Van mij wordt verwacht dat ik er één bouw in mijn geest.
Jammer dat niemand haar kan bewonderen.

De krasser draagt nooit een trui
maar laat in zijn kaarten kijken.
Door het venster zie ik de versteende eekhoorn in de boom
en in het station de eenoog met het gezwollen lapje.
Het levend stripfiguur spreekt
een welbepaald deel van je hersenen aan
en lijkt te wuiven vanuit de Ideeënwereld.

Hier hangen de geslachte fietsen te drogen in de regen.
Hier beweert men de werkelijkheid te vangen met gebroken netten.
Hier lag ik in het gras onder een zware zon.
Hier is het waar alles begon.

pacman – mattijs deraedt

Ik sta te grazen in de velden van de zon,
ik sta te kijken naar de voorbijrazende trein
die ik missen wou.

Ik draai mij om en staar in de oneindigheid
van de poëzie: loeiend in een raadsel dat
onopgelost mooier is.

Verwondering klautert uit de gracht.
Achter het hek staat een catatonische jongen,
hij draagt een wit masker met lange neus.
Hij wandelt traag naar je toe.
Eerst ren je weg maar uiteindelijk
draai je je om, samen met de menigte in je borst.
Je voelt geen angst meer
en je handen waden door de mist die hij is,
ook al spert hij zijn hoofd open als een haaienmuil.

windmolen – mattijs deraedt

Toen jij de roze spin uit de hoek
van de kamer sloeg, rook ik onraad
in het zwarte vuur tussen je wimpers.

En ja, ik weet al langer dan vandaag
dat jij geen engel achterlaat in de sneeuw
en dat onze benen niet zijn siamees.

Toch volgde ik je hazenpad
door het grijnzende maïsveld.
Maar je bleek meer dan vier poten te hebben
en je groef een boomhut in plaats van een hol.
En volgens mij weet je zelf
nog steeds niet waarom.

En daar sta je nu
te klappertanden
als een windmolen op Mars
en te zwaaien met je roze spin.
Maar dat betekent waarschijnlijk
niets voor jou.

peagasus – mattijs deraedt

Dichten is kijken naar het onzichtbare,
zich niet kunnen neerleggen bij het kurk
van deze maatschappij, wereld, Melkweg.
Dichten is stil rebelleren tegen de droogte.

Haha, je mag proberen zoveel je wil,
maar niemand zal Pegasus ooit kortwieken.

Zie hoe zij marcheren, snoeischaar in de hand,
zinnen opdreunend als kleuters met kerst.

roet – mattijs deraedt

Hij keek hem aan en zag daar staan
zijn broer van goud, al jaren koud.
Hij wist zeer goed, hij stampt en roept
net als ieder ander kind van zes.

Stil en bebloed, aan het water geschonken
dobbert het grijs, een schim tussen het riet.
En waar de rook uit het woud omhoog cirkelt
raast een zwerm van lood. Gekarteld brullen
de moeders, alleen en verwond schreeuwen
zij de kreet van hun kroost, bevroren in de keel.

En hij zag het gebeuren, en hij zag het vergaan
het vuur in de koren, de slang beet de haan.

de frituur – mattijs deraedt

Zij zag hem, de vreemde jongen
met zijn uilenogen,
kijkend door het sleutelgat
van haar glazen deur.

Zij zag hoe zijn handen zwart kleurden op het glas
als twee spartelende olievlekken druppelend langs
het zout van haar spiegel.

Ja, het zelfde zout
dat aan haar botten vreet
door de mazen van haar dikke palmen.

Hij wandelde door de plastic kamer van bordeaux en grijs
en traag rolden zijn rokerige ogen langs de tafels
en de getatoeëerde hoofden van het trotse, uitdagende schuimvolk.
Hij hoopte als blauwe mist te schuifelen door haar vallei
maar brak ieders ogen open.

Onder hun gebalde blikken
klikte hij zijn rechterwijsvinger open
waarna hij begon te blazen
op zijn vingernagel als reanimeerde hij een
zwembandje.

Haar verkalkte botten smolten van het zout.
Naakt danste zij in zijn schedel
zoals de vlezige nachtvlinders dansen
rond de gifgroene tafel op de buis.
Hun telefoon kietelend als het verlengstuk
van de hartstocht van elke eenzame toeschouwer
lachen zij meer dan hun tanden bloot.
Hoe kussen zij hun moeder? Hoe kunnen zij dat nog?

Vervolgens verbeeldde hij zich haar
in al haar vergankelijkheid ontkleed
van vlees en leven, als een kapstok
zonder kleren gedrenkt in woelende humus.
Hoe haar skelet leefde naast haar warme wanden
als de bas naast de gitaar van Scofield.

En hij wist dat hij net zo min
op dit moment naast haar kon lopen
als wanneer zij wit en beenderen zou zijn.
Want hij droeg zijn moeder en vader in zijn tong
en het huis in zijn kleren. Hij zag hoe haar gezicht
haar zwaar viel en hoorde hoe haar stem desondanks
licht vloeide tussen haar gerevalideerde tanden, natikkend uit een stalen verleden.

Hij zag hoe haar hondse wangen
het vuur uit haar ogen trokken, verzakt
onder de dronken slagen van haar vrijer en verdoemd
door de idiote naïviteit van haar moeder.

Zij mag de liefde niet drinken, enkel erin verslikken.
En zij zal voor eeuwig binnen de glazen kooi
van haar pa en ma verblijven. En het glas
zal haar verboden woorden altijd opeten.
Bij elke stap die zij zet boren haar wortels dieper in de grond.