Resultaten voor het trefwoord masker

pacman – mattijs deraedt

Ik sta te grazen in de velden van de zon,
ik sta te kijken naar de voorbijrazende trein
die ik missen wou.

Ik draai mij om en staar in de oneindigheid
van de poëzie: loeiend in een raadsel dat
onopgelost mooier is.

Verwondering klautert uit de gracht.
Achter het hek staat een catatonische jongen,
hij draagt een wit masker met lange neus.
Hij wandelt traag naar je toe.
Eerst ren je weg maar uiteindelijk
draai je je om, samen met de menigte in je borst.
Je voelt geen angst meer
en je handen waden door de mist die hij is,
ook al spert hij zijn hoofd open als een haaienmuil.

masker, afgelegd – jos van daanen

Na enig wikken en wegen, besloot zij
de maat te nemen van wie ze was

ze stak twee vingers achter de rand
van haar gezicht en met een zachte plop
liet haar oude leven los van de rauwe huid.

Aan de buitenzijde van de harde schaal
viel maar bitter weinig af te lezen,
geen bulten, noch barsten, geen deuken

geen schade van onbezonnen woorden,
geen slijt van leugens, al die dingen
had de binnenkant met verve afgevangen.

En toen zij zichzelf in haar spiegel zag
ontdekte zij evenmin oneffenheden,
enkel dat haar nieuwe zij
te weinig vorm gekregen had.

glas – tijsterblom

haar kleding is van glas
ze draagt een gouden masker
op haar zwerftocht door de stad

elke hoek die stoot aan het gewaad
geeft barsten en scheuren diep
splinters dringen in haar huid

ze voelt de sneden niet
en trekt een spoor van bloed
de brave burger spreekt er schande van

de wolven van de stad ruiken prooi
volgen haar totdat ze valt
struikelend over eigen voeten

dan rukken zij het masker af
besmeuren en onteren wat niets
dan kinderlijke onschuld was

lege kamers – kid-lee vermaase

Brekend, golven van koele lucht,
Op het huis stuk met een zucht.
Ik zit in een kamer, geheel alleen.
Ginder hoor ik jou. Waarheen
Ga je, blootsvoets, met stille stappen?
Je masker hangt nog ergens langs de trappen,
Boven sporten, steile treden hoog;
Naast deuren tussen vage verlichting,
Verstopt in schemering; de kentering
In je schreden, aan de gene zijde,
Weg van mij, de kamer die ik benijde
In.

Hemelnat spat tegen geruite ramen
Van een ruimte waar we tezamen
Wijnen ontkurkten, op ’t tapijt neerhurkten
En vlammen voelden in lijf en leden.
Ik staar, doe stappen, kijk langs de treden:
Hoor ik jou daar? Zit je wat te doen?
Ik hoor je denken, volg je terug naar toen;
Langs de sporten en glad gelakt hout,
Zie ik even je gezicht, mij zo vertrouwd.
Sloffend schuif ik terug een kamer in,
Verlangend te verklaren dat ik je bemin.
En als kaarsen doven, hemel blijft luisteren,
Dan zal ik je morgen weer mijn hart toefluisteren.

syndroom – filip couck

hyperesthetisch-emotioneel staat mooi
op mijn visitekaartje, Mevrouw,
ik vertoef in fijn gezelschap.

Zie ik daar Ensor
zijn masker afzetten,
Giacometti uitgepuurd
een beeld dromen,
Rimbaud zijn verhaal
vertellen en
Morisson vind
de uitgang weer niet

Kijk, Kubrick en Fassbinder
ruzieën gefilmd getormenteerd
de kadrage
van dit schouwspel-

Kiefer beklad monumentaal
de geschiedenis van zijn volk
bijeen

en luister, ook tchingtchang
Django is in da house

Mooi volk hier, mamséll Claudel, vindt u niet?

allen lijden we
koortsachtig ijlend en
de middelmaat uitkotsend,
leiden we, als Brel
-l’oeil du berger, le coeur de l’agneau-
de norm
naar een onbepaalde ziekte.

en gaandeweg – silvia

en gaandeweg ga je zien
wat duidelijk was van meet af aan
maar dat je niet begrijpen wou
omdat je in sprookjes bleef geloven

en gaandeweg leer je luisteren
naar het stemmetje dat de waarheid spreekt
de leugen, zoveel zoeter toch,
is niet meer door te slikken

want gaandeweg valt het masker
wordt het ware gelaat getoond
tijd om ballast te lossen
en je gaat verder, alleen, vrij