Als de dood ontwaakt
heeft ze niet geslapen,
ze heeft niet in haar bed
gelegen, niet op haar zij
gedraaid, ons niet,
voor wie dat weten wil,
betrokken bij haar dromen.
Als de dood is opgestaan
zijn haar lakens onbeslapen
en is haar bed aan een kant
leeg en inderhaast verlaten
door wie niet slapen kon
bij de gedachte dat haar lijf
tot leven komen kon.
Maar de dood zucht niet,
krijgt om die gedachte
geen plekje kippenvel,
ze neemt haar plaats in
voor haar kapspiegel en
brengt rouge aan
op haar bleke jukbeenderen.
Ze glimlacht ongenaakbaar
als ze de schaduwzijde
van haar verlangens
om haar ogen wrijft en
de pluisjes van haar mantel
en haar zwarte laarzen
borstelt.
Pas als de dood tevreden is,
knipt zij haar nachtlamp uit
om zich kalm en statig
als een vrouw van de wereld
onder de mensen
te begeven.
Recente reacties