Resultaten voor het trefwoord lente

mijn lief – jacob van schaijk

de lente was gemaakt van geuren en van jou
van klanken die je zong waren de dagen
en van de kleuren die je plukte was ons huis
we leefden een optelsom van kleine dingen

maar deze zomer zal het sneeuwen in de tuin
in augustus vriest het dertig graden
en de merels hebben warme truitjes aan
ze zingen een lied dat mij doet huilen

een late middag brengt getemperd licht
dat kaatst van een bevroren weide
felle striemen trekken langs de hemel
een donderen klinkt als in het concertgebouw

ik zal zwijgend zitten in een leunstoel
een lege naast mij hebben voor jou, mijn lief
van je aanwezigheid in geuren dromen
de magnolia in bloei zal een loflied zijn

herfstbladeren zullen vallen uit de kastanje
je naam staat geschreven op ieder blad
een briesje laat ze even zweven
een moment voor ieder woord dat sterft

december zal een maand van zachte regen zijn
een symfonie van druppels spelen op het dak
mijn kat zachtjes laten spinnen van begrijpen
van een weten dat het mensenhoofd niet kent

dan zul jij langzaam uit de nevel komen
mijn lichaam met vreugde binnendringen
warmte verspreidt zich vanuit aanvaarden
een kleine glimlach is mijn nalatenschap

met water praten – pallas van huizen

Zachtjes drijven de eerst gevallen blaadjes naar links
de wind, de oude lente is tijdelijk het spreken verleerd
riet buigt moeizaam, tegenlicht weerspiegelt, verblindt zwijgzaam
zielloos glinstert een zilveren spoor door het water
als een volwassen waterhoen
even met zijn feloranje snavel de waterkant zoent

Hij kijkt niet naar mij, laat mij daar

alleen bij jou.

juni – b. vogels

Ik heb door de benen van de lente gekeken.
Wat laag bij de grond, maar met een prikkelend zicht.
Ik wist niet dat hooiland zo hoog kon zijn,
toen haar tenen mijn nekharen streelden.

Zij heeft zich gespreid,
haar goudgeile halmen gebogen.
In de palm van haar schoot heb ik mijn ogen gesloten.

Hier hoort geen zeis bij, geen zwart gewaad,
maar het gelaat van een geliefde.

Zo zacht moet sterven zijn.
Als een lichtende cirkel,
waarin heengaan speelt met blijven.

open brain – pallas van huizen

Metronoom,
tellen en niet tellen, stilte en door,
achterovergeleund, steunend op twee vingers, dat,
dat wat je weet, beginnen met buigen, vinden
in drinkbouillon iets anders te zien.
De stand van de maan bijvoorbeeld.

De zoutspiegel dezelfde, deze woorden
een rimpel die altijd blijft
als een gevangen vogel
op een nog niet eens halfvolgeschreven blad.

In stilte wacht zij op antwoord.
De planten vrijen niet, ze fluisteren mee,
weer een lente.

Nemen, nemen en afscheid nemen, door twee delen
en er verder niet meer over praten.

Mijn maag draait nog een keer een rondje om.

* – serpil karisli

Je ben een lied in de storm
Een verlaten verhaal op mijn lippen
Jij ben een echo in de bergen,
klanken van vrijheid
Jij bent zo ver,
Ik kan niet stoppen
jou te vertellen

Je bent mijn taal zonder moeder,
Een wees met vijf namen
Van waar kom je? Waar ga jij heen?

Terwijl iedere lente de bloesem
De kluiten ontspruit
Ben jij mijn heimwee, mijn dwaling
En de aarde draait rond

lento – enrico lommerte

muziek in mijn hoofd
en de pen schrijft
– cello’s en contrabassen
lamenteren een crescendo –
terwijl de stylo vrolijk wil dartelen
over het papier
eindelijk zonnige lente
wil zingen als vogels vroeg
warmte wil voelen
en delen met iedereen
– violen zetten bij
een zee van snaren
krast door mijn ziel –
de bloemen van de wisteria
half in volle glorie
de geur!
ik drink de atmosfeer
als levenselixer
– dan de sopraan

vanuit het niets
overstijgt zij het huilen
direct naar de zon –
daar vinden wij elkaar
de hemel huilt mee
vogels dalen neer
omvliegen ons
zodat wij niet te hoog stijgen
synthese van twee absoluten

hulploze onschuld grijpt
wij laten rozen dalen
één voor ieder


Bij: Symfonie nr. 3, deel I, Henryk Gorecki

mijn stad – yvonne van der haven

de bomen huilen straten wit en
elders kleuren roze tranen paden
 
kon ik zo
het witte blad
doen vullen
 
zou ik hemel
schreiend vallen
in mijn stad

huilde ik straten kleurde ik
paden met vallende witte lente
 
 
rotterdam-zuid
boergoensevliet
6 mei 2009

ijsheilig – d.docters van leeuwen

de helden van weleer
waren nergens in de lente
in de herfst spraken zij niet meer

en luiken wauwelden
in de wind in het aardappelveld
gingen boeren over de rooie
tot de winter kwam

huiver bedekte de grond
een sneeuwpop mompelde
met woorden die bevroren in de mond:

als een heilige bevriezen kan
kan ie ook ontdooien

toekomst – elize augustinus

En de duisternis trok door het land
terwijl grote macabere ogen de

boomtakken – nog vol als de zomerzon –
langs de kant van de weg verlichten.

Ik zag hoe de bladeren regengepoetst
treurig naar de aarde keken en weenden om
hun naderende en te vroege dood.

O treurige dood van midden in ’t leven nu
alle bloesem weggewaaid ’t lange wachtten
op nieuw leven.

Verdriet rijpt als het koren.
En naar de lente.
Als al het nieuwe leven
weer vruchten zullen geven.

note to self – dirk wolters

Aan alle beslommeringen en twijfels
zelfbedacht of door een ander ingegeven
terecht of onterecht

misschien hebben jullie later meer succes
want ik ben er even niet –

ze hebben me nodig
bij de lente.