Resultaten voor het trefwoord leden

van hot naar her – iniduo

mijn honger naar genade
laat mij verlangen
mijn verlangen
laat mij vluchten
mijn verleden vlucht
naar verre bestemmingen
mijn vergeten
laat mij herinneren
mijn toelaten
laat mij verlaten
mijn navel
laat mij staren
mijn gedachten
laten mij dwalen
langs het gewichtloze
van mijn gewicht
en mijn luiheid
van lijf en leden
doet mij vervagen
door mijn blindheid
voor het hier en nu

ganzin van god – bert de kerpel

Er was eens een vetgemeste gans die een kei vond
En dat ze te lang en te gelukkig leefde
Ze nam hem, schudde de mest eraf en stak hem
Met beide poten in het gat van haar trechter

Toen de ganzenhoedster haar de poort door joeg
Na de godganse dag geen volk gehad te hebben
Ganzen immers worden afge-leverd in de hel
Trok ze haar pluimen uit en rolde al haar leden
Lillend en bevend door pek en eigen veren en zei:

‘Falada, waer bestu bleven, mi lanct naar uwen paardenkop’
Waarop het ros prompt de benen nam en een extra paar
Uit de spijkerton voor de prinses die nog nasnaterde.

vliegen en opstaan – jeroen c. muts

Ik blies – de zenuwen – ver weg
maar enkel een wolkje waaide
’t zeil wapperde een beetje mee
alsof het naar vrijheid graaide

tot ik groen zag van verlangen
bond ik bladeren langs lijf en leden
om naakt zoals de lucht te zijn
zonder twijfel om te kleden

geen ruis, of huilen dat is het niet
de wind speelt met mijn gedachten
daar componeert zij heldenmoed
geen ballade van het wachten

aard ik wel met beide benen
of is het meer ‘t mulle zand
schiet ik al tijden kansloos wortel
met gevoel, maar geen verstand

daar wacht ik dan; enkel maar hopen
– ook al is het domweg voorgelogen-
met zelf gebouwde wieken, gepaard
met doodsangst in mijn ogen

de afgrond lijkt toch wat diep
wie weet waar ik zou belanden
zou zij mijn vliegtuig vleugels geven
of de droom hier doen stranden?

ach,

spring! En kijk nimmer terug!
Ook niet als je wat daalt
soms stijg je en soms verlies je wat
als je de overkant maar haalt.

i.m. de dichter – hans goudart

Als dichter zat-ie de hele dag te mieren:
Wikken, wegen, woorden tellen, kruidenieren…

Als kerel ’s avonds dronken,
stak-ie hem zonder na te denken
in de meest verdachte kieren,
in de duisterste spelonken.

Zo ging het jaren goed,
het schrijven zat hem in het bloed.
Hij schreef zich letterlijk de vellen.
Hoge verkoopcijfers, prijzen, onderscheidingen…
niet meer te tellen.
Roem en eer en geld: Hij was een held!

Zo liep het jaren lekker
met zijn woorden-winkel.
Als-ie zich van zijn dagtaak had gekweten,
zoop-ie zich klem;
zat-ie zo de rente van zijn reputatie op te eten.
Stak-ie hem zonder omhaal even later
in de meest verdachte spleten.

Toen bleek:
Hij had een vreselijke kwaal onder de leden;
iets wat je niemand gunde.
Zijn dood was al met al een ware aderlating
voor de vaderlandse letterkunde.