Resultaten voor het trefwoord langer

wenken voor gebruik – iniduo

met botte bijlen
noest & bezig
zijn bomen gerooid
en schaduwen geslecht
die niet langer velden omzomen
om voor vlakheid te waken

uit de ondergrond
van de kantelbedding
vloeit een gedicht op commando
woest & snedig
zodat rivieren omhoog stromen
en als oprisping uit monden braken

tart uzelf
blijf schudden
doorwaak gewraakte braafheid
vals & lenig
blijf in staccato klaarkomen
om heilige hoeren te raken

perceptie – dani nacca

Ik ben mijn tong verloren,
na hem te hebben besproeit
met hemelsstoffen

vage herinneringen aan
een wereld zonder hen,
zonder aarde

Het bos klampt zich aan mij vast
Geuren lokken kleuren, houden.
Reigers loeien stoutmoedig in
de hoop door te dringen,
mijn hersenpan, ze wikken hem
open met grote snavels, maar
de pot is leeg.

Later was niet langer van toepassing,
wanneer we onszelf terugvonden
in het dakloze huis aan de waterkant.

verzameld werk – jacques santegu

“De mens, die in enigerlei richting naar het betere streeft, maakt zich in gedachten
veelal voorstellingen van te verkrijgen resultaten, welker totstandkoming
hij bij dieper nadenken als niet te bereiken uitslag
van zijn pogingen moet aanvaarden.”

( J.L.J.J. Harms, Toepoel’s Hondenencyclopaedie
tweede bijgewerkte en zeer vermeerderde druk )

Aan het eind van mijn Latijn staat enkel nog de hondenencyclopedie overeind
in de boekenkast. Ik hoef niet langer een bibliotheek
maar een mand
voor mijn honds bestaan.
Van een Dostojevski onthoud ik slechts de donkere dagen:

de schurftmijt plant zich voort onder zijn ongeborstelde haren
hij ligt aan de ketting
ergens
in het diepe ruim
waar ratten hun snippers printen in vergeelde vellen.

Ik zoek een mand voor mijn honds bestaan, ik wil niet
eeuwig blijven zwerven.

Ik moet jouw sappige kluiven niet. Geef me mijn hondenencyclopedie
om er ons in terug te kunnen vinden
ons samen te begraven.

vlucht – laura mijnders

Het touw
strikt zich vaster
rond mijn voeten
terwijl ik ren
denk ik niet langer aan het vallen
mijn knieën buigen al en ik
fluister
mijn trillende handen
tot bedaren
waar ik wilde schreeuwen
ging een woord verloren
in de schemering

* – berrie vugts

Ik fietste over het Varkenoordseviaduct en zag een zwarte paraplu
klemzitten tussen de spijlen, met zijn gebogen geraamte verweerd

klapperend tegen spijlen. Het was een soort morse: drie keer lang
Een keer kort. Ik ging rechtdoor, ik dacht er verder niet meer aan.

Een week later, voorbij het Varkenoordseviaduct, op de stoep bij
Een getralied hek voor het braakliggend terrein van een bouwput

lag de zwarte plu, verder geschopt, verwaaid, gescheurd in zijn
lakense pak, zijn geraamte als losgeslagen wieken verroest van

het lange liggen in het natte regenwater. Er was duidelijk iets mis.
Hij klapperde niet langer maar het klopte van binnen en ik seinde

Een keer lang drie keer kort.

reductie – bert bevers

Geschiedenis wordt overdag gemaakt, wanneer
de vage verontrusting die dromen ons brengen
vervlogen is. Als deuren opengaan voor hoeders
van verlegenen die anderen een raadsel blijven.

Zij weten dat een streling niets kost dan aanraken.
Onthoud van hun lessen: vrees de taal van vuur,
de scherpe geur van hars en teer. En vergeet beter
ruilwaarde, de doffe huiver van trots als plots

in stralend ochtendlicht straten vol afwezigen zijn.
Terwijl de bramen rijpen beseffen onbeschroomde
ingewijden dat alle toekomst voor de levenden is.
Dat kinderen eens ophouden met huppelen, zomaar.

Wie vroeg lacht is langer blij.

vlinder me – hans reitzema

Vlinder me dan
met je vleugels van bijna
vergane wellust

vlinder me gerust
nog eens met je vleugels van
onmogelijk geachte tweede kansen op
fladderen dat toch langer
zou moeten duren dan
die verwachte dag die kwam en
onverwacht spotte met
dat beperkende idee van
24 uur

vlinder me met
je vleugels van moed die je
nooit dacht nodig te hebben

vlinder me zoals
niemand kan en spreek tot mij
vanuit het moeras van tegengas
waarvan je juist dacht het
altijd nodig te hebben:

“ik vlinder je met mijn
vleugels van
herboren wellust

ik vlinder je gerust
nog eens met mijn vleugels van
nooit gebruikte tweede kansen
fladder oneindig in de meteen
gegrepen eerste kans met
een moed zo terloops dat
het hand in hand gaat met
de onbereikbare moedeloosheid

ik vlinder je tot we er
– ja, juist dan –
bij neerliggen”

angst niet langer, niet meer – delphine lecompte

De lichten schijnen op de tanden van
De kuisvrouw die stom is geworden na de ontvoering
Ze is zich bewust van haar lever en
Ademt op het ritme van mijn papegaai
Op mijn linkerschouder zegt hij: ‘Ik heb mijn vader vermoord!’

Na de foto’s word ik naar buiten gestuurd
Met het boodschappenlijstje van een avontuurlijke pottenbakker
Verdwaal ik in een kuststad waar twee ooms ver van de zee zelfmoord
Hebben gepleegd, ook zij waren pottenbakkers en boeddhisten
Het is van de oudst geworden oom dat ik deze papegaai heb geërfd
Op mijn rechterschouder beweert hij: ‘It isn’t worth a dime!’

Toch koop ik de opzichtige juwelen en spreek ik de man naar de mond
Maar het irriteert hem dat ik glinster aan mijn duimen
Hij denkt dat het bijgeloof is en rukt een amulet uit mijn kut
Nu denk ik aan een andere planeet en spijt het mij dat
Ik nee heb gezegd tegen die pannenkoek die vooral een landschap was en
Uiteindelijke belandde op de schoot van een architect zonder kraaienpoten, zonder tuin.