Resultaten voor het trefwoord lang

kolibrie – tijsterblom

morgen sneeuwt het en ik
strooi as op het trottoir
als mijn handen zijn verkleumd
warm ik ze aan gloeiend ijzer

geen musje valt van het dak
zonder dat God het wil
alles is gegaan zoals het ging
gehoorzaam aan Zijn Woord

zeventig maal zeven woorden
weeg ik op een potloodpunt
niet één is zwaarder dan een ander
samen wegen ze een kolibrie

van die wensen vlees te worden
doorboor ik met grafiet
de iris van het rechteroog
ben ik God?

in elk lees ik de waarheid
dat wij morgen te lang hebben gewacht
niet om een smartelijk gezicht
maar om die vrouw daar in het blauw

jij zult haar plaats bezetten
want niemand biedt ons het linkeroog
enkel woorden dragen de leer
ze huilt

de tijd heeft lange benen
dat voel ik aan mijn handen
en in je ogen zie ik een vogeltje
dat de kou ontvluchten wil

laat het naar de Hemel vliegen
de mensen zullen zeggen
dat het een roodborstje is
maar wij weten beter

als het daar straks verdwenen is
geen stip meer tegen het grijs
hebben wij een huis
om heen te gaan

* – berrie vugts

Ik fietste over het Varkenoordseviaduct en zag een zwarte paraplu
klemzitten tussen de spijlen, met zijn gebogen geraamte verweerd

klapperend tegen spijlen. Het was een soort morse: drie keer lang
Een keer kort. Ik ging rechtdoor, ik dacht er verder niet meer aan.

Een week later, voorbij het Varkenoordseviaduct, op de stoep bij
Een getralied hek voor het braakliggend terrein van een bouwput

lag de zwarte plu, verder geschopt, verwaaid, gescheurd in zijn
lakense pak, zijn geraamte als losgeslagen wieken verroest van

het lange liggen in het natte regenwater. Er was duidelijk iets mis.
Hij klapperde niet langer maar het klopte van binnen en ik seinde

Een keer lang drie keer kort.

een mooie dag – rino feys

ik moest denken aan de dag
toen we een klapband hadden op de snelweg
(het was voor beiden onze eerste lekke band)

het verkeer vloog ons voorbij en de wind
rukte aan ons haar en we waren de wanhoop nabij
toen we het reservewiel ontdekten

met hernieuwde moed vertrokken we
waarna we hopeloos verdwaalden

(we bevonden ons nog in een tijd waar
iedereen dacht dat Orwell’s
1984 science fiction was)

het werd de ergste ruzie tot dan toe

niet die lekke band of dat verdwalen
maar dat we daarna zwegen
een paar uur lang
diep ongelukkig werd ik daarvan

daar moest ik nu aan denken,
aan die dag

dat was een mooie dag

jouw lach – rob de vos

Jouw lach
zegt zoveel meer dan woorden,
breekt even de woeling van ’t zwijgen.

Een vrolijk sterven van de stilte,
de opluchting van humor
waarin wij saampjes de dag ontstijgen.

De bezieling van je giechel
klautert gewaagd langs hoge muren,
ontsnapt ginnegappend ons gevang;
plukt de kostbare seconden
die voor mij nog eeuwen mogen duren,
want jouw lach
duurt mij nooit te lang.

* – benne van der velde

En zo wordt het langzaam vroeger
tot ik nog niet van wachten weet,
wij met ziel en zaligheden zweten
met meer van nu in het verschiet.

Na hoogtepunt na hoogtepunten
kom ik voor de eerste keer,
vertik ik uitleg aan te leren
en krijg het rijmen met jou door.

Tot ik een vers voor je probeer
van later toen we wijzer waren
is het fijn om door te draaien
naar vriendje na papa en man.

Nu wij lang en gelukkig leefden
ben ik altijd al gek op jou,
van onze laatste adem samen
tot voor ik je ooit weer herken.

behandeling van tijden – hans van willigenburg

Voorbije tijden, toen we ramen open gooiden in gedichten,
zijn tijden om te koesteren!

Wat er toen allemaal in en uit de ramen vloog aan objecten,
diertjes, stof, verlangens!

Hoe gretig er in die tijden achter de ramen geademd werd,
geïnhaleerd om verre verten te proeven!

De gespannen borstkassen vlak na de lassoworp der longen;
de blije gezichten om zoveel winst en vernieuwing!

Al die bergen, vlaktes, stranden, bossen en boulevards,
waar in ieders ogen zo hartstochtelijk niets van overbleef!

Die met niets en niemand iets te maken hebbende drang
Het Gedroomde Elders te omhelzen!

Maar ja, de tijden van nu…

Tijden dat we naar de haren op de rug van onze handen kijken
en tijden dat we naar de haren op de rug van onze handen
blijven kijken en welwillend wegzinken in dat kijken
naar die haren en tegen de ramen zeggen: sorry, weet ik al.

Wat doen we met deze tijden?

Laten we er niet teveel mee doen.

Blijven kijken, rustig blijven kijken naar de haren op de rug
van onze handen, ook al gaan ze ons van z’n lang zal ze leven
niets vertellen.

Aai ze, gerust.

* – joost van gijzen

Je moet maar weer eens langskomen, had ze gezegd
Uiteraard merk ik hoe innig zij me in de armen sluit
– Lang, té lang; ze wil mij niet terug – alleen de seks
Mooi, denk ik, ik heb mijn treinkaartje er uit

ik luister – jakob rosenbaum

wat heeft geduld precies
en tijdig met je uitgevreten
dat opbloeiend lang
vergeten zich openbaarde
in ach en wee

handen zich openen
om te vangen, brekend
ogen die blikken
in spiegelen zien hoe je,
bijna gedachteloos,
starend plaats nam
op sleetse matrassen
je hart in een kooi

vertel het mij
ik luister