morgen sneeuwt het en ik
strooi as op het trottoir
als mijn handen zijn verkleumd
warm ik ze aan gloeiend ijzer
geen musje valt van het dak
zonder dat God het wil
alles is gegaan zoals het ging
gehoorzaam aan Zijn Woord
zeventig maal zeven woorden
weeg ik op een potloodpunt
niet één is zwaarder dan een ander
samen wegen ze een kolibrie
van die wensen vlees te worden
doorboor ik met grafiet
de iris van het rechteroog
ben ik God?
in elk lees ik de waarheid
dat wij morgen te lang hebben gewacht
niet om een smartelijk gezicht
maar om die vrouw daar in het blauw
jij zult haar plaats bezetten
want niemand biedt ons het linkeroog
enkel woorden dragen de leer
ze huilt
de tijd heeft lange benen
dat voel ik aan mijn handen
en in je ogen zie ik een vogeltje
dat de kou ontvluchten wil
laat het naar de Hemel vliegen
de mensen zullen zeggen
dat het een roodborstje is
maar wij weten beter
als het daar straks verdwenen is
geen stip meer tegen het grijs
hebben wij een huis
om heen te gaan
Recente reacties