Resultaten voor het trefwoord kutwijf

aan mijn ongeboren kind – maaike klaster

Nee, je bent er nog niet, ook niet in mij.
Al kan ik een lange tienerjongen mama
tegen mij horen zeggen. Bestaat zoiets?

Zien wij elkaar op een dag onder- of
bovenaan een trap? Heb ik zin om jou
te dragen? Mag ik mij zoiets afvragen?

Het spijt me dat ik mijn leven lang zo
stom ben geweest, maar ga vanaf
vandaag maar bij jouw vader klagen.
Die gedraagt zich tegenwoordig als de
kledingloze keizer. Ja, schat, net als jij
had ik een wakkerder iemand verwacht,
maar ook ik heb liggen slapen.

Weet je dat ik jou zag, in het echt? Al
zullen er mensen zijn die mij voor gek
verklaren. Dat doen ze waarschijnlijk
toch al. Jij reed op een crossfiets door
de fontein op het plein en keek om je
heen als iemand die het – godzijdank –
nog niet had begrepen. Ik lachte hardop
en dacht: ”Goed zo, jongen, laat maar
zien hoe het hoort!” voordat jij je
zeiknat en triomfantelijk omdraaide
om diezelfde route door dat uit de
grond spuitende water nogmaals, maar
in tegenovergestelde richting, af te
leggen. Je keek er zielsgelukkig bij.

Bij nader inzien werd jij helemaal niet
nat, niet van water, want die fontein
was er wel, maar jouw lichaam nog
niet, en die fiets moet ik nog kopen.

Het leven is mooi, lieve jongen, dus
dat wil ik jou dolgraag geven, maar
zonder jou vind ik er steeds minder
aan. Ga maar vast bovenaan die trap
staan, dan kunnen wij zien wie er
eerder is: jij beneden of ik boven.

Ga ook maar aan je vader vragen
waarom hij zich als zo’n ongehoorde
klootzak heeft gedragen. Je weet al
waarom ik zo’n verschrikkelijk
kutwijf ben geweest.

aan hafid bouazza – maaike klaster

geboren te Oujda, Marokkko
woonachtig te Amsterdam, Nederland
 
 
Lieve Hafid, dronken lor.
 
Waarom mag ik dat niet zeggen?! Het is toch zo?
Aan iedereen die nu thuis hardop zit te denken: Wat een bitch! –
dat klopt, ik ben het grootste kutwijf dat je op deze aardbol ooit
tegen het lijf zult lopen. Daar krijg je bibberknieën van, hè?
Mooi zo.
 
Terug naar jou Hafid, lieverd, waarom drink je zo?
Geslagen door het leven, m’n reet. Je werd geslagen door je vader
en dat is al erg genoeg, maar dat is geen excuus om, nu je zelf
volwassen bent, met dezelfde haat om je heen te slaan. Je bent geen
klein kind meer; je bent een N.S.M.A.N.N. (zoek maar op, mensen)
en er zijn zoons die naar je vragen. Kom dus maar op met die flacon
absint. Ik weet dat je die daar bij je draagt. Echt.
 
Herinner je je ’t Schuim nog?
Jij zat pilsjes aan elkaar te rijgen alsof het een kralenketting betrof
terwijl ik naast je op een barkruk aan de thee zat en naar je luisterde.
Wij deelden een jointje, waarna jij je terugtrok op het toilet, met een
geheimzinnige fles, om daar te doen waar het werkelijk om ging,
want absint, dat is een hallucinogeen van andere kwaliteit. Maak dat
de kat wijs, lieve schat!
 
Nu zie ik dat je stukjes schrijft op de weblog van een ander. Pardon?!
Waar is Shakespeare’s ganzenveer gebleven, die vergulde pen?
Je schreef zo mooi en nooit zonder te dromen, groef naar je eigen stem.
 
Ik was al fan van jouw werk nog voor wij elkaar voor het eerst de hand
schudden en ik – omdat ik jouw gezicht ergens van kende – dacht dat
jij misschien een vaste klant was uit het restaurant waar ik werkte,
wat dus niet zo was, en jij aan mij vroeg of ik dan toevallig Mohammed
die salades maakte, Mohammed met de aambeien kende en ik zei:
“O, díe Mohammed! Ja, die Mohammed ken ik wel.”
 
Toen kon ik nog met je lachen en dat zegt wat. Nu zit je jezelf en
iedereen die iets met jouw afkomst te maken heeft spreekwoordelijk
onder te schijten en dat doet me pijn, want zo blijft er uiteindelijk
ook niets van jou over, Nederlandse Schrijver Van Mijn Hart.
 
Ik wil Abdullah terug en niet alleen zijn voeten. Wil jij hem voor
mij zoeken? Je had gelijk hoor, jij was nooit mijn hoeder en ik ben
niet jouw moeder. Je bent mijn bloedeigen, Marokkaanse broeder.
 
 
Veel liefs,
Maaike
(Nu niet weer mijn naam vergeten. Ik heb de jouwe ook altijd geweten)

ik ben zo bang – eelke van es

Mijn vrouw is een kutwijf.
God heeft mij geroepen
(‘Wees niet bang, mijn zoon!”)
Zijn stad staat stevig in de dode zee.

Mijn kinderen zijn gezegend,
hun lijdensweg staat al vast.

Ik lees een boek, ik hoor een wet.
Dit zijn de regels van mijn vader.

Ik geloof dat zijn stem de mijne niet is.
Ik bekogel mijn lieve vrouw met stenen.

Mijn vieze moeder scharrelt langs de ramen.