de vingers vast in de geldautomaat
de kaart afgebroken, geen service nu
patat koud, de sokken nat, tas gestolen
de zinnen losgeweekt uit een kroeg
ik kan mijzelf niet meer bewijzen
existentieel van het papier afgewaaid
bestolen in een draaideur, geen bereik
apps schieten te kort, waar ben je?
help mij, geef een dollarteken herken
mijn spelling, de dictie van de wanhoop
geef me je code, ontruim me dan
geklinkerd, gestrand, ingepakt, verpand
vouw me open als een biljet, weet me
zoals ik jou weet, laten we feiten zijn
je laatste sigaret? geef me die dan
neem mijn vlees en eet, ik ouwel jij geest
lief ontsporen, val zonder eind, ver land
herinner mij, stel me voor zoals ik hier
kijk mijn ogen ze staan los van mij
ze dwalen af, je verlaat me al, ik voel het
spijt, bitterzoet in de zon, rauwe huid
van het zout, de aarde staat op springen
en nog verga ik niet, het blijft wringen
je brandend haar, je handen in een sopje
klaar om gelukkig, waren we maar
een oogopslag gevuld met de geschiedenis
je reinste, alles, ook je haarkleur,
het verschiet, waar ben je, maak me los
vergeet mij niet…
Resultaten voor het trefwoord koud
Het water schittert
Op jouw schitterende gezicht
Wij alleen met de zon en de maan
Jouw lichaam is zacht en zoet
Ik wil maximaal komen, en nooit weg gaan
Het water klimt tot aan mijn dijen
Nu koud, zo direct warm
De intensiteit van ons vrijen
Waar ik zo lang op heb wacht
Twee zielen exploderen tot majestueuze kracht
Geen wereld, geen kut maatschappij
Alleen jij en ik in het hier en nu
Maakt dat alles perfect is
En wij zijn voor altijd vrij…
Het instrument nog geen melkpak groot om
vanaf de maan naar de aarde te kijken
voor een pixelportret om te vergelijken.
Om te vergelijken pieken in het licht
spectrum met die van exo-exemplaren
met de meest aardachtigen tot nu toe.
In de zoektocht naar buitenaards leven
ontdekte men Kepler 62e en
62f. Planeten niet te warm en
niet te koud. Twee verse verre planeten.
Gemeten methaan niet alleen een zucht
van melk- en/of vleesbeestengerucht.
Hoe een enkele pixel het verlangen
naar universeel broederlijk gezelschap
meet. Louis Radstaak seint dra terug:
‘Dat lijkt wel erg ver weg van mijn bed.
Wat leuk! Een Kepler vol met runderen.
In dat geval wil ik wel een enkele reis.’
Als dat geen mooie schitterende actie
is van Het instituut Praktische Poëzie.
Kepler-cattle; spacecowboys Bonanza.
man, koud
uitgespookt
zoekt vuur
liefst zonder rook
Ze trok de gordijnen recht.
De snijdende communicatie, een radio door de dag.
Misschien zijn tomaten toch geen groente.
Uit medelijden verpulvert hij uienschillen vol onbegrip.
Als pratende katten tegen bolle zeilen.
Er is niets dat hij niet zou willen doen.
Fluistert zij voorzichtig tegen de wasmand.
Waarom de groentesoep koud stond te worden,
de kaarsjes al een half uur gedoofd waren,
het geluid van de tv uit stond.
Alleen in stilte hoor je pas hoe leeg het is.
alleen je binnen te laten is
een dag werk, want ik denk
de hele avond de hele dag
telkens komt het op mij aan
alsof jij niet bent, en dat
ben je ook nog niet, en toch
dat je helemaal niets doet
als ik je beroof, dat niemand
me tegenhoudt als ik links
loop of schreeuw op straat
het is teveel, ik mag teveel
en niemand zegt waarom
of waar of hoe of waardoor of
uitgedacht, afgemat, nog voor
het fornuis me roept en het
gehakt het koud heeft en het
bed mijn opgevouwen vormen
mist, de klok die me dwingt
althans iets te kiezen
alsof het hele huis me klaar
wil stomen je binnen te laten
om me zo te lozen, en me zo
te dwingen mens te zijn, en
alleen je binnen te laten is
al een verzoek of ik binnen
mag treden en dat we als je
blieft even samen mens zijn
want alleen is het me te veel
Toen ik 19 was en nog in mijn ouderlijk huis in de Bijlmer woonde
‘s Avonds
is het
koud
In een
bushokje
is het
herfst
als ik
zit te wachten
in dit leven
of een ander
alleen mijn huid verzet jouw zinnen
maar de woorden glijden van mij af
ik word niet warm of koud van je
je zet me in de stoel neer voor de spiegel
haalt snel een washand over mijn gezicht
en zet mijn arm zorgvuldig terug in de kom
in de badkamer huil je de vlekken uit mijn lingerie
je borstelt mijn haren en telt hardop honderd slagen
vraagt of ik mijn lievelingshaarband in wil
maar besluit uiteindelijk tot een paardenstaart
beneden kus je mij teder gedag, ik staar naar de tv
mijn borsten kijken jou onbewogen na
de kat telt de uren af, gebruikt mijn been als krabpaal
jij belt vanaf je werk hoe het gaat, dat je laat bent
en of het goed is dat we Chinees eten
ik neem niet op, dat doe ik nooit
en niet van gisteren
Mijn Winter Clouwn heeft wanten aan,
ook als het niet koud is, de lieve schattebout.
Vandaag zou vandaag niet zijn geweest
als ik mijn oksels niet had geschoren.
Dat was eergisteren, maar dat maakt niet uit.
Soms beweeg ik achteruit.
Zo weet ik nu al wat er gaat komen,
de volgende groef in de plaat.
Hoe het komt dat ik tegelijkertijd
geen benul heb van wat er komen gaat,
blijft mij tot het eind der tijden een raadsel.
Gelukkig houd ik daar wel van, een raadsel
dat ik nooit kan ontrafelen, anders zou ik
er helemaal niets meer aan vinden,
want ik zit al 300 jaar alleen op een bank
en dat was precies de tijd die ik nodig had
om bij te slapen van alle haat en nijd.
Ken je die twee niet? In dat geval is het wellicht
raadzaam om beter in de spiegel te kijken.
De spiegel liegt altijd.
Ik lag in bad
Het was te klein
het water koud
Ik wilde eruit
en toch bleef ik liggen
Recente reacties