Resultaten voor het trefwoord koeien

… of toch liever pinnen? – martin m aart de jong

hier op het abattoir van oude dagen
leg ik ze neer de koeien die zo mak
als schapen door de wei heen draven
in april het zal de wreedste maand

zijn voor ze aan het mes ermee dat
vee dat maar blijft blaten een haal
van het mes en insjallah op weg naar
haken om te worden uitgebeend versneden

tot de fijnste waren (als je er iets
uit kunt halen maar allee) die droge
longen naar de honden met die uit
geholde harten en beweeglijke tongen

ja die tongen hebben niet stilgestaan
want al dat blaten blaten blaten ’t is
gedaan je zou een pin door het hoofd
heen kunnen schieten waar nooit eerder

iets van betekenis door is gegaan.

koeien in de mist – stijntje van der Wal

voetloos ging ik bij het grijze veld
verder weg van al de dingen
waarover men graag ziet en spreekt
dacht na over een vermoeden
want van het ware weet ik niets verneveld in een vergezicht, vernam ik
hoe scherp begrenzende lijnen
verwaterden in het ogenblik en
hoefloos, ja bijna pootloos
een ongekleurde waarheid vertelden
gewoon, zoals het was.

voorbij – frido welker

er zijn stortbuien in de verte
sluiers water dringen zich een weg naar beneden, zonder moeite, en storten zich uit
er moet iemand zijn die nat wordt
ik kijk toe vanaf de vijfde

de bui beweegt zich langzaam, als een rups, naar het westen
de poten tasten zorgvuldig het landschap af op droge plekken
een enkele maal lijkt er licht doorheen te breken, een illusie
van sloten die tot de rand gevuld zijn, de koeien drinken
al hun magen vol

boeren die godzijdank op hun knieën zakken, het stro in hun handen
zacht voelen worden alsof het de huid van hun dochters was, zoveel
jaren geleden
dat ze moeten huilen met de stevige koppen van hun herdershonden
op schoot, grote ogen, tong naar buiten van uitzinnigheid

er moeten middelbareschool scholieren zijn, racend
op hun versnellingsloze fietsjes, drie naast elkaar
op de dijk aangepakt met striemen, recht het gezicht in
de wangen vertrokken van de pijn, deze sluiers
bewegen zich zonder moeite het land door

ze gaan een keer over in de drup, laten
de last is wat hij geweest is en reizen verder
de zee op, rustig de verdamping rokend
als ware het een waterpijp

dag in de natijd van de stam – harry m.p. van de vijfeijke

Dag in de natijd van de stam, de bidprent dubbel op het stuur.
Vader, moeder, zie de koeien, zie de vlier. Zomer als ooit.
Pedalen slaan in hun ritme braaf de dood voorbij.
Ik laat de bede, rammel aan mijn brein,
verken de kleinste openingen nog en nog
en weet voluit: ik heb u niet vermoord.

We praten in een zucht van uren, gedroogde dennenlucht,
gebrande koffie van de molen. Wij van dezelfde stam,
nestprevelen en halen op naar liefst vermogen.

gerard bilders – menno wieringa

Vroeg op pad
ik fiets de heuvel af
het is nog koel

in de schaduw van een oude beuk
liggen koeien
wachtend op de hitte die komen gaat
kauwend en stomend

Betuws landschap bij opkomend onweer
Wodanseik Zomerweelde

hoestend en rochelend
schilderde hij de omgeving
op zoek naar een toon
die hij gekleurd grijs noemde
het Barbizon van het noorden

in onmin met zijn mecenas
op De Hemelsche Berg

ik zie nog steeds die schilderijen

Genève St Ange Brussel Amsterdam
telkens kwam hij terug

nauwelijks volwassen
is het afgelopen

het houthakkersdorp in het forêt
de Fontainebleau heeft hij nooit gezien

mijn dorp heeft een weggetje naar hem vernoemd

blazen maar – martin m aart de jong

Je zou spontaan een kutgedicht gaan schrijven waarin van alles boven komt:
kartonnen melkpakken, sinaasappelschillen, een afgedwaald condoom, kortom alles uit een sloot waarin van alles drijft naast kroos.

Dat er nog eenden zwemmen, meerkoeten
en zwanen in die zooi. Ik liep naar school; de poëzieschool.
Ik verdwaalde onderweg.

Zag koeien in het gras waartussen klaver, paardenbloemen enzovoort.

Werd vooral geraakt door alles wat onder het laatste sorteerde. Wist
er geen woorden voor en dacht:
laat ook maar. Het is wel goed
vandaag. Ik blies wat pluizen
weg. Ze zouden landen en opstaan
in tientallen tussen het gras.

wilde koeien – delphine lecompte

Wat deden koeien om hun melk kwijt te raken
Vroeger toen er geen ambitieuze kaasboeren
Noch treklustige vlegels bestonden?
En wat dacht de kip toen ze haar eerste ei loste?
Zijn twee vragen op een trein
Die bevolkt wordt door onsinistere yuppies met lege brooddozen
En langbenige siertegelverzamelaarsters met Roemeense roots.

Niemand wil de antwoorden kennen
De oude kruisboogschutter blijft maar vragen stellen
Tot ik een schorpioenvormige lekstok in zijn mond prop
Zo’n lekstok bestaat niet
Maar het is mijn gedicht
Dus prop ik er nog een opgezette kaketoe bij
Gestolen van een lesbische misdaadschrijfster natuurlijk
Ik ben vergeten waar de kaketoes oorspronkelijk woonden
De misdaadschrijfster woont in Utrecht
Dat weet ik zeker.

Dieren zonder uiers zijn wild
Tot ze dood zijn kunnen ze bijten en copuleren
Belletjetrek en chantage kennen ze niet
Tombola’s en tiramisu evenmin
Ik hou van tombola’s
Vooral die keer toen ik een microgolfoven won
Die microgolfoven bestaat nog altijd
Ik heb er al 63 lasagnes mee opgewarmd
Goedkope van de Aldi
Ze waren lauw
Ik was te lui om ze opnieuw op te warmen.