Resultaten voor het trefwoord koe

spiegelbreuk in wonderland – marc tiefenthal

1.

Kuifje en Wiske ongerijmd wikkelen zich
tot een dubbeltje. Een adem hier,
een adem daar houdt zich in en hoe
het rolt? De koe vangt een haas
die dan weer geen tijd heeft.
De koe eet de haas op.

De boom links draagt de mirre,
die rechts druipt van de rubber.
Ze raken geënt, de rubber geurt,
de mirre vloeit. Hel en hemel
koppelen zo snel dat de aarding smelt.

Stilaan, stilaan, wie schrijft wat,
dalen de wolken en stijgt de mist.
Het rad staat klaar.
Onderaan de trap liggen de scherven voor het rapen.

de duivel en de koe – delphine lecompte

Er zit een goedgeklede duivel tegenover mij
Hij wil dat ik minder over mijzelf schrijf
Hij vraagt aan de waard of hij zijn GSM mag opladen
We delen een bord koeientongen
Vroeger vereerde ik veel beesten, de koe nog steeds.

Onder de tafel zijn mijn veters los, vooral links is het vervelend
De goedgeklede duivel zegt: ‘Morgen koop ik nieuwe kleren voor jou.’
De waard vraagt of mijn moeder nog altijd zo wild is
‘Bedoel je sletterig?’
De duivel hoont: ‘De appel valt niet ver van de boom.’

Maar ik was nooit zo wild als mijn moeder
Wel altijd zo weglopend als mijn vader
Ik strik mijn veters, dat heb ik van de tuinman geleerd
De tuinman van mijn grootouders was geen duivel
In zijn cel heeft hij vorige week zelfmoord gepleegd.

‘Je denkt weer aan die tuinman!’ Zegt de duivel verwijtend
‘Ik ben blij dat hij dood is.’ Lieg ik
De waard vraagt of mijn vader nog altijd goochelaar op een cruiseschip is
‘Je bedoelt buikspreker. Ja, ze dragen hem op handen. De negentigjarige gravinnen vooral.’
De duivel staat op om een praatje te maken met een jongere vrouw.

Ze palaveren over tapijtenkloppers, en over het Lam Gods
De jongere vrouw klinkt zelfverzekerd
Alsof ze het van haar ouders heeft geleerd
Het lokken, het strikken.

leef zorgeloos – joost de jonge

Ach, ik denk, het is
Toch slechts een woord
Niet mijn verrijzenis
Ook als het bekoort

Hoog in de lucht klinkt
Het kloppen van een specht
Hoe hier het blad in mij verzinkt
Tussen bomen hoog en recht

Meisjes van vroeger nemen plaats in
Hoewel, steeds minder
Het leven wist mijn herinnering
Ik fantaseer nu zonder hinder

Het woord is een wonder
De motoriek van mijn weken
Omar, Zie je de koe
Jij die in de diepte dook
Hol en met frisse tegenzin

Kan een steen die daar
Zo zwijgend ligt
Dromen over zichzelf
Door duisternis gebonden

Een deksteen wordt geplaatst
Waar een nieuw leven begint
Is het hogere soms een muzikale allegorie
Waar meisjes van vroeger dansen

Het woord is een wonder
Ze laten je vallen als een baksteen
Die wondere woorden
Blijken dragers van licht

Ik fantaseerde mijzelf
Lief en zacht als elf
Een bloeden dat nooit stopt
Een niet bestaan tot gewelf

Ach, ik denk wat het is
Toch slechts een woord
Tot mijn ontsteltenis
Blijft de ware zin ongehoord

de rode spijkers – elize augustinus

roze hoepels
cirkelen getallen
rondom rode
spijkers in het hout

de koe herkauwt; en
Hij Weet. hoe
hemel blauwt;

hij zag haar aan de
zonovergoten oever
zijn blanke body
veranderde in een roos.

de waarheid – kate s. kuipers

je kunt Fukushima vinden
of Tripoli op een kaart
de bergen, de vulkaan, de zon
niet vergeten de oceaan
ergens in het midden ligt ze te branden

je kunt zoeken met tanks
afweergeschut, of beton gieten
en hopen dat ze tevoorschijn komt
als je haar afkoelt onder een fontein
van water of andere
evacuaties toepassen

aan het eind staat ze daar
op de koop toe
als een koe, één koe
die geen wereld maakt
als één zwaluw
geen lente

je moet ook nooit meer online schrijven – martin m aart de jong

Ik veegde woorden weg. Iets over polder.
Hoe de tijd een koe herkauwt, hoe zomer
klaver telt in landschap en de wrongel
kaas. Iets over biest, wat plukken schapen.

Knarsend grint en houten voeten.
Alles weg, in niets verdwenen zoals land
een woonwijk wordt. Tussen straten zie
ik vee tussen de namen aan de wand.

Zie ik bruine houten schuren. Ruik ik
teer en mest met stro, zie ik grote
brede handen aan het stuur
van een tractor tijd doorbreken.

Balen hooi en melkmachines. Sloten
die bekleed met kroos door een eend
zacht op geslobberd. Loop ik weer
mijn krantenwijk.