we hebben woorden
ze zwijgt
televisiebeelden spreken
ik maak er geen klank aan vuil
we hebben woorden
ze zwijgt
televisiebeelden spreken
ik maak er geen klank aan vuil
je schrijft van ver
over vreemde universums
schoonheid en schrik
mij onbekend
de trant en klank
herken ik
die zijn de mijne
alleen de betekenis
ik droom wel eens
over jou
daar diep
want jij bent mij
dat weet ik nu
maar je woorden
hebben nog geen gewicht
misschien als ik wat doder ben?
Met de bittere klank van
God in mijn mond
zwijg ik uit angst
voor slechte adem,
oranjebloesemconnotaties.
Maar ik proef die Amen toch?!
Dus spreek ik voortaan
in aroma, nardus,
jatamansi olie. Over
groene mandarijnen
en campari zonder soda.
Lazarus’ zus, ja. Klinken maar.
Hoe hol vormt de klank zich van de muur
naar wie er zijn hoofd hard tegen legt
om stuiterentwille?
Veert lucht? Het opgerolde elastiek
waarin men denkend aan de rots
zachtheidsgetrouw?
Gaat heen. Daalt af. De berg
verloochent het mos. Oprecht
maar eerlijkheidshalve.
het eerste ochtendlicht
een streep aan de horizon
donderend aanrollende golven
grote trom onder de onweerswolken
& kletterende hagelstenen op een zinken dak
in de stilte van dit uur
na de koffie aan de kade
een verkwikkende motregen
mild, zachtaardig
een briesje rimpelt
schitterende golfjes over helder water
het geluid van mandolines
dansende bootjes : canaletto
een speels staccato van touwen
tegen vlaggenmasten
ik sjok door de lome middagzon
doffe stappen over een stoffig zandpad
een kiezel rolt voor mijn voet uit
vreemde holle klank
wuivend koren zonbeschenen
goudgeel inderdaad
vaalroze en oker verweerde muren
generaties mysteries daarachter
onder een boom : op-art
verblindend spel van licht en schaduw
beweging, ruisend gebladerte
ik droom een heldhaftig verleden
grootse veroveringen
tromgeroffel, trompetgeschal, violen
en meeslepende liefdesavonturen
er zoemt iets in mijn oor
ik ontwaak
in dagelijkse ongemakken
een droge keel, jeuk.
een insectenbeet
een onbestemd gevoel
over een nooit ontvangen brief
de schemering telt wiegende populieren
aan de einder
aan de einder
valt de avond vlotjes
daar zijn de sterren al
de stad baadt in gekrakeel
nauwe stegen weerkaatsen
rauwe vrouwenstemmen
klaterend kindergelach
bij de fontein
nerveus pulserende motoren
aan de streep bij het stoplicht
opgewonden commentaren, hooglopend
mannen op straathoeken
in groepjes bij elkaar
tussen keuken en eetzaal
zwaaien klapdeurtjes
driftig heen en weer
bestek kletterend neergepletterd
luidruchtig gestapeld vaatwerk
op het terras
in gemijmer verzonken
de oude dichter
laat een boertje
Ze breken in heilige huizen,
bladeren met zwarte vingers door witte bladzijden,
verachten liefdevolle waarschuwingen, stelen gouden voorwerpen
woelen in
privé eigendom, loeren
naar mooi zingende meisjes
Kijk hoe ze danst! ritmische klank
muziek poëzie
ze slaan gade tot in de finesse, ieder detail,
elk gebaar, en bekokstofen weloverwogen duistere plannen.
Met z’n tweeën onder één vel, ze
grijpen hun kans, wat rest is een schuldig geweten, de psychologie
kan het weten, spelen met brood, de één het leven de ander hongerig dolend
balancerend op randen van de dood,
geen evenwicht of balans, ogen stralen misleidende engelenglans, een kloon:
ongeslepen stenen
schittert namaak diamant.
kust de wereldmacht, de aarde verkracht stuurt magnetische signalen
naar het heelal zuigt
de wereldvernietigende komeet naderbij, rakelings langs de aarde,
zwarte bezinnende letters op een vel gebroken wit digitaal papier
in een roze wolk van hoop.
een stem een toon
een woord in klank
een geluid een lied
een melodie in zang
een gebaar een blik
een gevoel in mij
gegeven door jou
overbrengen in een leeg
onbekend gebouw
geeft herkenning
zonder herinnering
één lange ongeschonden klank
overgangen tastend duidelijk
introspectie ondervraging
vandaar naar regie
is niet nieuw
behalve wie authentiek is
en een beetje anders
ik doe niet iets
wat een ander niet kan
ik doe iets anders
zittend met zijn allen
in strandstoelen
om een onbeweeglijk watervlak
geluiden van buiten
plakken aan vage spanning
pelgrimage naar
onvoorstelbare tuinen
Bloesem wiegt hemelblauw valt op aarde,
de viool riep mij trok mij dichterbij
Ave Verum Corpus
warme liefdesgloed
wonder van leven
Mozart zo ademloos dichtbij
weerspiegelt in het gouden licht van zacht strelende akkoorden
Ave Verum Corpus
warme liefdesgloed
wonder van leven
Het bloemenperk lacht, glanst
zon in duizend zoete kleuren
de blaadjes parelmoer
Zilveren druppels
weemoedige droevenis
dat diep in
mij schreit
Wurgende greep van
verduisterde aarde breekt, jubbelt in
stralend diamant
dank voor Hemelse klank
Mozart knipoogt van omhoog
en we musiceren, Musiceren
De Regenboog.
hoe de oude in het najaar mint
de klank van scherven in de wind
gebroken flarden van een vorig leven
als vlinders aan het graf verkleven
zie hoe z’n hand gelaten rust
als een herfstblad
de steen zacht kust
Recente reacties