een gruweldicht
I
zij lopen waar de zon breekt de benen
op te slurpen in as en blauw de aders
proppen in een habijt van kool en smeren
zij smalen om zijn stip van vlees tot
orde roepen zij de haren van onder de kaft
II
hij loopt zo waar de stenen leven in rotsbrand
tot het gras tot gif verworden zal in morgen
en de glazen niet zien de zwarte golven de
witte bergen van wulps regenrennen en
praten in kirgeluid en sproeien van jolijt
III
en niet spreken tot elkanders loslippige gazon
ter bloedingen en niet dansen op zaalgrond rein
blaffen de balgen volvreten en schreien om wat
wel wordt verorberd door borstspleten van mooi
proeven en thebe kussen op smaakzooi plukken
Recente reacties