Resultaten voor het trefwoord kate s. kuipers

de waarheid – kate s. kuipers

je kunt Fukushima vinden
of Tripoli op een kaart
de bergen, de vulkaan, de zon
niet vergeten de oceaan
ergens in het midden ligt ze te branden

je kunt zoeken met tanks
afweergeschut, of beton gieten
en hopen dat ze tevoorschijn komt
als je haar afkoelt onder een fontein
van water of andere
evacuaties toepassen

aan het eind staat ze daar
op de koop toe
als een koe, één koe
die geen wereld maakt
als één zwaluw
geen lente

harkje frysk – kate s. kuipers

foar ‘t dakje:
harkje harkje
alt-i folge troch it lûd:
ô, î, ê, â en û,
foar ‘t trema:
harke wy
alt-u folge troch it lûd:
ü, ö, ë, ä en ï net ij
wy hawwe noch ‘t skerpteken:
alt-e folge troch it lûd:
ú, ó, í, é, á
en lest: aksint
is best genoch
alt-` folge troch it lûd:
ù, ò, ì, è, à is goed

what’s wrong with being a frog? – kate s. kuipers

Nat, verwaaid, de inkt wat doorgelopen, was ik ook bijna doorgelopen: tussen witte waterlelies, die maar niet wilden bloeien, lag het vodje aan de kikvorsvrouw:

Mevrouw,
Uw kuiten, ik zag ze laatst in het voorbijgaan in het bushokje staan,
ik moest en zou iets fluiten, direct aanspreken durfde ik niet, bij dezen dan een brief.
Uw kuiten, ze zijn zo gespierd, zal ik maar zeggen, ik heb dat niet, ik heb slappe hele slappe impotente kuiten, tot mijn verdriet, is groter dan het uwe. Vol en vruchtbaar, uw kuiten als ballonnen, nieuwe. Komt er weleens iets uit? Dat ik dat vraag, kan ik niet geloven, een ei, spruit, hom, kuit of glinsterende zonnen? Het ligt allemaal zo dicht bij elkaar, vindt u niet. Zo zag ik laatst twee kikkerbenen in de sloot, ze sprongen mij in het oog, vooral de kuiten, vooral de kuiten, ze deden me iets, ja, denken aan de uwe, inderdaad, dat u dat meteen ziet, is als een speldenprik, als u dit leest, en ik dacht dat ik de enige was die zoiets zag. Het maakt me blij, erg blij, ik wil u graag omhelzen, kussen dan, nee, er is niets mis met een kikvorsman, ik hoor het u haast denken:
er is niets tussen u en mij, u leest het goed. Eén kus wil ik u schenken, en u verandert niet in een prinses, ik beloof het u.

met hoogachting, uw nederige dienaar,
de kikvorsman

het antwoord van de kikvorsvrouw stond op de achterkant geschreven, met fijne letters was het in elkaar geweven:

Meneer,
Eigenlijk wilde ik niet reageren op uw plonzendnatte brief. U hebt niets met mijn lange slanke kuiten te maken. Dat u dat doet, zo pront uw zegje, kan ik wel begrijpen, daar alleen zal ik op inhaken zonder naar meer te neigen. U bent tenslotte kikvorsman. U kikt op vorsen, vorst op kikken, hoe ook dan, u kunt enkel kikvorsen en kwakend onzin hijgen. Wat al voldoende is gebleken uit uw schrijven. Waarom ik toch een antwoord formuleer is vanwege uw gedachten die ver strekken over speldenprikken en prinsessenstreken. U schildert mij af als een boerenkinkelmeid met verwende trekken.Het is waar dat ik ambities heb; ik zal dat niet ontkennen, ik was niet van plan mijn hele leven onder water te verblijven tussen vissenogen en verenpennen. Het oppervlak ontstijgen, is dat niet wat ieders hartewens is? Het licht zien, ik wil schijnen aan de andere kant, daarmee is niets mis, er klimt wel meer uit modder, klei, uit diepere putten dan die van mij. Maar ook dat gaat u niets aan. Nog minder dan mijn kuiten. Een zoen kunt u wel vergeten. Ik zoen nog liever een prins binnenstebuiten.

p.s. ik verzoek u onmiddellijk het vorsen te staken.

zonder hoogachting,
de kikvorsvrouw

waar kind was – kate s. kuipers

hangen stoelen met poten omhoog
op het tafelblad. zeven om precies te zijn
voor de stoelendans is dat een te veel
of om zakdoekjes op te leggen

schudden eiken hun schaduwen af
schrijven wortels zinnigheden
in diepe gaten liggen brieven dichtgeplakt
met natte wangen

rusten letters op onbegonnen stenen
zitten weer de laatsten gebeiteld
vooraan of het steeds maar de vraag is
wie er deze keer is blijft hangen

verstomt de aarde

loopt nacht door zwarte dagen
wil rouw haar randen onder nagels laten
zo, zonder hebben en houwen
is er iets

leger dan de klonterende stilte na
het snateren van opvliegende eenden

of

het geruststellend spijkeren van houten wallen
om gaten in de wolken
waaruit het licht begint te regenen

los – kate s. kuipers 


laatst de teugels gevierd. ik weet niet eens
hoe lang ze waren of wie het aantrekken was begonnen voor de gelegenheid taart in vieren
slingers, en uitgepakt hadden we met wijn, in uitgekrabte hoeven klonken om het hardst,
beloftes elkaar plechtig nooit meer bang te zijn voor de breekbaarheid van dingen proostten hinnikend van het lachen op het springen
niet verleerd, om een stoel te weinig
of andere ontboezemingen

wachtten op bekend terrein, de hoge bomen,
getuigen van oude verbonden. we voelden niet
dat onze tongen zenuwachtig getuite lippen rondden. dampend sperden wij de neusgaten, hapten pijn en jeugd doormidden.
pas toen de avond zich vertoonde
zonder grispend grein verlangen
lieten wij de hoofden hangen. van zoveel losheid
begrepen wij de ontknoping niet

oproep – kate.s.kuipers

dit betreft een oproep aan alle
ALLE zwaluwen, met één nemen wij geen genoegen meer,
die vorig jaar

weer, zonder achterlating van adres of zelfs maar een mobiel nummer
waarop zij te bereiken zouden kunnen zijn
in geval van calamiteiten, zoals bijvoorbeeld
het uitblijven van de lente wegens Noorderzon

zijn vertrokken: kom vlug!

het stikt hier
van de vliegen, motjes, een enkele mug,
valt enkel prikzeer te verwachten
kom zwaluwen,

en:

breng meteen het Zuiden terug
opdat wij buiten kunnen zitten

steenworp – kate s. kuipers

gisteren heb ik de hele dag
getracht je te bereiken, het was
maar een steenworp
ver

ik gooide
heb niets geraakt, dacht ik,
wat toch echt niet de bedoeling was
missen

cirkels verschenen wel, vreemd geruit
als doorkruist door zwembewegingen van
enkele onderwaterdieren waaronder
‘t bootsmannetje

ribbels rode zon deelden zich ook
met wiskundige keurigheid
raakten kant nog wal, maar jij zit diep,
weet ik

je zei dat ik uit klei getrokken was,
ik weet nog steeds niet hoe
ik dat moet zien

nu sta ik op de kant, zoveel is zeker
en dat jij mij niet hoort
vind ik tamelijk overdreven

onbewoonbaar – kate s. kuipers

buiten
is dit huis nu onbewoonbaar
verklaard, ik herken het niet

eens, de ramen die blauwe luchten
door buiken zuchtten, hun
luiken zijn gesloten

er doorheen kieren
gespleten haarpunten
krult de wingerd de stenen om
die muren splijt en pannen dunt

hoor de mossen woekeren
grijs en geel zijn ze
met veel en kanten vallen
scheuren rafelend langs

voegen buigen niet langer
naar muren die neigen
naar de grond

binnen is alleen de zolder nog
hetzelfde gebleven