Resultaten voor het trefwoord kant

lichaamstaal – iniduo

ik volg de sporen in denkbeeldige sneeuw
of zijn het mijn stappen, doch onbetreden
wat ik onthouden moest, ben ik ook al vergeten
want wat ik wist, is te lang geleden

ik heb blinde muren opgetrokken
om kilte te weren die schuurt als zand
ik hou mezelf een universum voor
parallel, en ik sta aan de andere kant

ik luister naar mijn adem
die klinkt als een herfstblad, maar dan windstil
ik slik met mijn tong
die niet spreekt wat ik zeggen wil

een week is zomaar weer voorbij – dio the cilany

we houden ons staande
door een hoge graad van onbenulligheid
om ons heen en voortdurend

naast een dosis verschraalde rook
en geur van ranzig frituurvet
wachten we op een deur

of alleen maar haar brievenbus
een open gleuf met enig zicht
op bestaan rondom en enig vuur

het is weekend en voor even
gluren Kant en Schopenhauer van hun plank
verloren zielen naast een glas

naarmate de avond vordert
die kwistig en enigszins giftig was

de berekenende kant van een artiest mag ook wel eens onder de aandacht worden gebracht – hans van willigenburg

ik hap blijmoedig naar adem
want ik weet dat wat ik ga zeggen
vijftig procent schokt
de andere vijftig procent oplucht
‘welke tv-programma’s doen we?’ vraagt mijn manager
allemaal willen ze weten of ik het meende
of ik de geschokte vijftig procent haat
(en zo ja waarom)
of ik de opgeluchte vijftig procent omarm
(en zo nee waarom niet)
terwijl ik onder studiolampen vecht tegen de slaap
en op de rand van pure desinteresse
mijn provocatieve repertoire afwerk
stromen nóg meer verzoeken bij mijn manager binnen
‘nog twintig tv-interviews en je hoeft nooit meer wat te zeggen’
rekent hij voor
‘als ik de steen nog wat harder in de vijver had gegooid waren het er minder geweest’
mijmer ik
 
geen rekening houdend met mogelijk nog te volgen doodsbedreigingen
opstootjes
prominente landgenoten die hun positie kiezen
en daarmee mijn uurtarief zomaar verveelvoudigen zouden kunnen

broderiek – maaike klaster

Met kant
      en ongeschoren.
Onbezorgd en nooit
                    zogvormend.

Joepie, roep ik, sushi!
Levertraan en snotdolfkuit.

Schalen vol,
              wat een fuif.

compositie in zwart – jos van daanen

Als de dood ontwaakt
heeft ze niet geslapen,
ze heeft niet in haar bed
gelegen, niet op haar zij
gedraaid, ons niet,
voor wie dat weten wil,
betrokken bij haar dromen.

Als de dood is opgestaan
zijn haar lakens onbeslapen
en is haar bed aan een kant
leeg en inderhaast verlaten
door wie niet slapen kon
bij de gedachte dat haar lijf
tot leven komen kon.

Maar de dood zucht niet,
krijgt om die gedachte
geen plekje kippenvel,
ze neemt haar plaats in
voor haar kapspiegel en
brengt rouge aan
op haar bleke jukbeenderen.

Ze glimlacht ongenaakbaar
als ze de schaduwzijde
van haar verlangens
om haar ogen wrijft en
de pluisjes van haar mantel
en haar zwarte laarzen
borstelt.

Pas als de dood tevreden is,
knipt zij haar nachtlamp uit
om zich kalm en statig
als een vrouw van de wereld
onder de mensen
te begeven.

griffen – enrico lommerte

geborgen over mijn schrift
schreef ik hartswoorden
maar zij verschenen
niet op papier

bij jou
aan de andere kant
van het heelal
werden zij
in de open kamers
van je boezem gegrift

ik denk ze nog steeds
voel hen
doorheen tijd en ruimte
betast ik ze met mijn vingers

bijna tijd – debby visser-neale

ooit zal ik stoppen met leven
als een verlamd kevertje zal ik
creperen aan de kant van de
weg als de kassameisje haar
lade dichtslaat zoek ik haar gezicht
af naar sporen van de nacht ervoor zij
met haar blauwe supermarktjasje zegt mij
te pinnen
ze neuriet
met snelle handen pakt ze mijn
bonuskaart voor elke vijfentwintig euro een
kadootje soms grijpt ze veel te veel van
de beestjes uit haar
doos tot haar tijd op is gaat ze
door ik reken mijn groente
af bij haar kassa met het
besef dat er ooit
aan mijn leven een
einde komt
en dat die van haar al
zo dood is als een
pier

verbroken band – elize augustinus

Op de golven
kon ze niet lopen, ze
keek naar beneden zag dat

het water zwart en diep was,
en de lucht hemelblauw, ze peuterde
de knopen uit m’n veters, vlocht

een lang koord uit Haar.
De brug waar ze Over Heen wilde
lopen is halfverwege gebroken.

Het is ochtend,
de zon schijnt
veelbelovend door de
halfgeopende gordijnen
schittert de schaar diamant:

Op de
kaptafel in het doosje
een mooi souvenir op Brussels kant.

* – berrie vugts

Een vis zwom zomaar een blokje om, voelde al
aan zijn water dat het stormde, zwom en zwom.

Hij werd licht zo licht, opgetild licht werd de vis
en zijn kieuwen begonnen te spartelen en al niet

helemaal meer bij zijn volle verstand smakte hij
met zijn volle visgewicht met een rotgang neer

op de kade, waar de meeuwen aanvlogen en de
vis leegpikten, nog levend aan de andere kant.