Resultaten voor het trefwoord josine keppler

* – josine keppler

Slechts dit weekend nog
mag iedereen geheel gratis
voor slachtoffers zorgen
dus reageer nu
voor het te laat is

* – josine keppler

Weet je wat mij nou bezighoudt
Het zijn altijd de stoppeliggore groeven-
koppen die met hun boerwalmende lucht
zichzelf luid bezweren Kolere!
Wat een paardenbek! Daar zal je mij
mijn leuter niet in zien hangen
Alsof die paardenmónd
dat varken überhaupt opmerkt

* – josine keppler

Vanmorgen lag er op mijn bord
van gisteren – ik was laat
en later later nog – een uitgespuwde
kluwen halfverteerde muis.
Dank je poes, sprak ik beleefd,
ik pakte vork en mes en sneed
de uitgekotste brei in dunne
plakjes worst
voor op de boterham.

* – josine keppler

‘En, hoe verhoud jij je tot jezelf,’
ze was al binnen voor de koffie
zonder koekje – ik verwacht geen
onverwacht bezoek – ‘Nou, ik
ben even lang,’ was niet wat
ze wilde horen, ze leed oprecht,
verdiende wat respect. Ik vond
wat krenten in de kast en nam
een appel uit de schaal, voor haar,
voor bij mijn koffie zonder taart.
– Zelf had ze niets meegebracht.

* – josine keppler

Niet alles is anders.
Zo heb ik dezelfde moeder nog steeds

rotten de hangende pruimen, pikt een merel
onder het schuddende kleed
het zwarte blad,
ontkiemt de kans dat ik verwortelen laat
            – valse loten in nat gras.

Ik zou doorweekt en warmgelopen
maar ik gloei niet zo van binnen

            – of ik brand –
rook de onrust, geef niet toe aan zelfbehoud.
Hoognodig zit ik uit balans

en laat moeder aan het snoeien.
Zij rukt de herfst wel in het bos terug,
verrast de wind uit de lucht;
zij laat het gebeuren.

Ruikend naar beslapen bed
kleed ik met zorg in zwart,
mijn ogen geel,
mijn hakken hard.
            Was ik man, ik liet mijn kin en kaak verstopt.

* – josine keppler

Achter in mijn hoofd
ligt een vogel verscholen.
Zijn kuif kriebelt een nies.
‘Zon zie de zon,
zon zon zie de zon.’

Eerder vervloog ik
mijn wijd open slaap
– die vogel die krast als hij zingt!
Maar ander hield de oren gestopt.

Nu draag ik veren van haren,
als ieder gevlochten, geknot
en gespeld in de diepste tint zwart
dat ik ander alleen op het wit heb gestort.

Ooit, lang geleden, vandaag of morgen misschien,
heb ik vernomen dat hij is geknakt;
mijn vogel gehuld in zijn kuif in mijn hoofd,
helemaal achterin.
En ieder noch ander vliegeziet de zon.