Resultaten voor het trefwoord jelou

moordwerk – jelou

de betonschaar doorklieft hout
mijn moordwerktuig verzet
beloofde gouden bergen
ik dwing het hout terug naar daar
waar schorre kinderkeeltjes ooit
dwangarbeid verrichtten door
het bakken van wat cupcakes

ik knip en schrob een zaag lam
verdwijn in muggenzifterij tot
gele slakom mij alarm
hier ligt kat drie ontbonden
dan moet daarnaast de bruine pot
ons moederpoek markeren die
bedekt met eikenhouten plank
mijn massa kan hanteren

het komt wel goed, roep ik omhoog
een treurlied tjilpt de vlieren
het zwarte merelpak meldt rouw
om grof vervreten nageslacht
ik hoor twee eksters honen

de brandnetels heb ik gekeeld
hun meters dominantie stil
nu enkel nog de esdoorns
mijn voet de zandbak in als schraag
springen ontwaakt wat kikkers
mijn tenen als een trampolien
ik hielp hun huis om zeep

vergeef mij, prevel ik hardop
ik creëer opnieuw een veste
als deze staatsgreep straks voorbij

dichterbij – jelou

vreemd genoeg
vervaagt jouw silhouet
strijkt enkel nog de wind
je lang geleden haren
jij mij
je zeldzame glimlach
wanneer jij
je even, heel heel even vrij

zo anders als zand toen
door je vingers glipte
je huid deed tintelen en
jij één zo één
met ruisen van de bomen
het leven in het gras
het trippelen der poten
van wat het dan ook was

ik las een ander boek
zo een met kronkellijnen
waaraan jij geen houvast
en ik mij, aangepast,
haast elke tekst kon lezen
behalve die van jou

zo anders nou
vreemd genoeg na jaren
dat ik één zo één
het ruisen kan vertalen
dwalend door het bos
een onbelopen pad met
enkel en alleen
mijzelf en mensen geen
maar jou steeds dichterbij

darten – jelou

zo uit de losse pols
gooi ik je leeftijd mis

achttien en vier
zijn iets te laat geboren
en mocht mijn laatste pijl
midden in de roos
dan moet ik naar de kringloop
op zoek naar een rollator

ik tracht de laatste worp
te richten op de twintig

mijn pijl stevig gevat
het doel helder voor ogen
gooi ik met vaste hand
een triple negentien

de score onverbiddelijk:
je kon mijn vader zijn

weetje – jelou

geef mij wat zuurzand
laat het glippen door mijn vingers
steek een sigaret op en bedenk
dat zandgebakjes echt verleden

sinds jaren pissen katten
zandbakken vol geneugten
geven grenzen aan bestaan
waarvan mensen soms geen weet

zandkastelen heb ik afgeleerd
ze bieden enkel uitslag
maar wacht de echte zomer
zij maakt droog achter de oren

pak je zeef en schep de bovenlaag
van eerstgeboren korrels
zij poederen gedachten fijn
waar hersenzuur verdwenen

vandaag hou ik het droog – jelou

met boter op mijn hoofd
glijdt alles beter

kop in het zand
geen strobreed te veel
en wie de pet past
laat hem stuurman zijn

ik staar de kast
vol stoute schoenen
leer om leer gelooid
de zolen afgesleten

aan wandelen had ik
altijd al de pest

vooral met pijpenstelen

avondmaal – jelou

We aten versgebakken schuld
het zwartgeblakerd spek
verstrooid over de boeteborden

de pan bleek onverbiddelijk
en mij compleet de baas
gelijk mijn vaders ladenkast
met boekjes vol van zonden

dank u voor deze spijze
kreeg plotseling meer diepgang

een schone zondag – jelou

Jij zuigt de kieren leeg
waar ons onstuimig stof
het noestig hout verfijnt
losbandigheid
de plankenvloer aaneensluit

muziek deint eigen oren
doorheen jouw bastig bloot
terwijl ik tegels sop

de spreuken in de voegen
met reeds vergeelde sporen
laten een glimlach los
een waterstraal
weerkaatst de glassexmuren

liefde dweilt de treden
het nat op onze ruggen
veertien passen hoog.

je had nog zo gezegd – jelou

Het dak besloeg een ruimte
groter dan jouw onrust
vluchten kon

ik ga ervoor, lag nog vers
onder de pannen, de koekoek
was getuige

de muur was blij geweest,
het frisse geel een jas om
warm te dragen

je geur had sfeer gebracht in
weggedoken hoeken, sporen
wanhoop uitgewist

het rook naar levenslust, al
hing de spiegel daar met
droeve ogen

ik ga ervoor, had jij gezegd

maar onder het dakspant
verklaarde jij jezelf

volkomen onbewoonbaar.

ze kraait nog kind – jelou

Ze slaat haar armen om koppige draken
leest ezelsoren glad in vuur aan de schenen,
gedoofd door moeders nacht

ze kraait het kind in trouwen met poezen
haar borsten gepreveld in oudere tongen
dan rose kauwgom verdragen kan

ik wikkel haar benen in brandwerend folie
stel heupen af op onzichtbaar wiegen
terwijl haar stift Roodkapje kleurt

Haar kiem wil ik smoren, haar lippen begraven
in onschuldig zand haar afdruk behouden
de korrels zeven voor het geval

op handen en kniëen doorkruipt zij de kamer
echoot een paard naar naieve muren
het zadel gehuiverd in mijn hand

ik lach mij vermaakt, het leidsel in handen
blindeer ik de deuren en ramen, haar lipstick
verstopt in mijn plooibare angst.

rolpatroon – jelou

Het was bekleed met
ribfluwelen redenaties
de kamer
van mijn vader

Uitgelegd
besloeg het zo’n
30 vierkante meter
aan constante herhalingen.