Resultaten voor het trefwoord jassen

genoteerd, niet genoemd – iniduo

het lijkt verdomme wel
of ik ben opgegroeid tussen witte jassen;
altijd pogingen een wankel evenwicht te verruimen
of bezig lege bladzijden te vullen
met opgeraakte gedachten

het moet geen obsessie worden
geen ontworteling van maangewassen
dan liever op pad met dode paarden
die niets zeggen terwijl de levenden
op ontknaping van gemis wachten

waarom leest niemand wat er staat?
ik dacht aan een hardnekkig misverstand
zoiets als korsten van honger
achtergebleven in vette pannen; onaanraakbaar
voor schurende ogen langs hemelgewelven

men zei mij met beide benen te dansen
in een soort luchtledig dan
hoewel met gesloten beurs beklonken
hoef ik niet meer zo nodig
onder valse hoop te bedelven

ach, ik leef door ogen,
vensters van kinderlijk genoegen
Komen er nog meer kansen?

de zon – barbara trienen

zij is er altijd
als jij er niet bent
zij schijnt door bomen
verwarmt jassen met gloed
zij heeft muren met verhalen
van lallende mensen
zij zegt ja
tegen nee’s
zij kust teder
je op hol geslagen ziel
met drank in overvloed
en zegt dan zacht

‘het is niet erg, je hoeft nog niet naar huis’

man en vrouw wandelen over het slagveld – gerard scharn

hier liggen centenaren schedels
eenmaal verkoold tot beenzwart
wordt wijn en spiritus ontfoezeld
tot klaarheid gebracht

duizenden koperen knopen
lood van niet afgevuurde patronen
kamgaren broeken en jassen
koppelsloten en vetleren ransels
veldflesen met wodka en sake gevuld

ontvlees zorgvuldig de lijken
voer de sledehonden nu ze hongeren

de kroeg op de hoek – hans goudart

In het café op de hoek
hebben we eerst kunnen genieten van
en-van-je-hela-hola
en drinken-totteme-zinken-muziek
Mijn buurman ging daar zo in op
dat de bar er van schudde
De kastelein kiest nu welbewust
voor zoetgevooisd, iets
in het Hawaaiiaans of Tahitiaans,
wat zal het zijn…
met veel paloma en aloha en zo meer
en van die gitaarfliebers
aan het eind van elke zin
Aan een tafeltje snottert
een betraande dame de overgang in
De middelbare heer in kennelijke staat
raadt haar pas ná het weekend
een nieuw leven te beginnen
Hij meent dat moet ze nu niet doen
Een schone lei vraagt
om een goed moment
Drie hinderlijke hanen in lange leren jassen
staan kortstondig in de weg
Dan is er ineens zo’n ongeschoren
die al jaren geen goeiedag meer zegt
alstie hier binnenkomt
Even later zit-ie te eten van
een broodje dood dier
Na elke hap spoelt-ie duidelijk hoorbaar
tot alle resten tussen zijn kiezen
vandaan verdwenen zijn
Mijn blik dwaalt langs de etiketten
op de flessen en de tekens aan de wand
Is het hier nu zo gezellig ?
Wie weet
Wij doen ons best !
Spiegelend de vraag ooit
een normaal mens ontmoet
En of het beviel ?

verjaardag II ‘de dag’ – jan holtman

Een zaterdagmiddag, 13 januari. Het regent en het is koud.
Op de radio een weerbericht: plaatselijk kans op ijzel.

Hoor je dat?
Ze strooien heus wel.
Hoe laat moeten we er zijn, uur of negen?
Nee, eerst koffie, acht uur!

Haar parfum overtreft het muffe interieur van de oude Golf.
De ruitenwissers piepen natte sneeuw van het voorruit .
Voor ons doemt een strooiauto op, ik minder gas. We zijn
er bijna, maar het cadeau, de vaas, vergeten.

Het geeft allemaal niets, onze jassen mogen gewoon
aan de kapstok. Na de koffie en het gebak is het zover.
De schaal met hapjes, de toast op de jarige, het glas,
de oude verhalen, de wanprestaties van het elftal…

Ik leeg mijn blaas met huppelwater op het toilet van
haar zus, alwaar ook mijn naam prijkt. Sierlijk met
een vulpen geschreven.

van de wereld afvallen – rinske kegel

Tegelijk met haar nagels
bijt ze stukjes van haar wereld af
het gewicht dat ze heft spuugt ze later, fijngemalen,
in de zijkant van haar laars
die ze bekleed heeft met plastic zakjes zodat hij schoon blijft
niemand weet hoe bang ze is

Hoeveel wollen hemdjes, truien, vesten, jassen ze ook draagt,
warm wordt ze niet.
‘Alles onder controle’
zegt ze tegen de zak met chips.

* – cornelis van der meene

staat daar de man met uilenogen
met de uilenbril met zware glazen
staat daar de man met uilen om
zijn oren uitverkoren

staat daar de haan de nieuwe
morgen uit te horen
zijn knappe kop hoog in de zon

staat daar de goudzoeker
zeker van zijn zaak
de paddentrek is over
de genadeklap zal volgen

blijkbaar alles breekbaar
gemaakt alles verbonden
de jassen de seconden
breekbaar is mijn macht

jij hebt spijt van wat je dacht
ik klapper met de oren
ik grijp naar touw ik wil niet
horen hoe de ezels op hun koppen
slaan en op hun laatste benen staan

alles klein ook deze wereld
alles fijn ook in de wereld ja

heuvelrug: zoutheuvel – pietersz van calumburgh

Hardvochtige vrouw, spreek nog eens zacht
over de kinderen in je handen en de avonden
dat je stenen gooide in de zee. Hoe de hekken

om je pijnboomtuin open gingen en de gekken
stopten met spreken. Toen jouw binnensmonds
gefluister mompelde naar hun. Leeg

de houten huizen. Niemand heeft gewacht.
Het dak weggeslagen boven afgekloven stenen.
Opgesloten vrienden verhangen hun jassen
aan scheefgezakte deuren.

winkelend publiek – maarten beemster

In dikke jassen wandelt het chagrijn
langs reisbureaus met foto’s voor de ramen
van stranden met ver weg gelegen namen
waar mooie mensen samen kunnen zijn.

Het lijkt een misantropische reclame,
hier in het winkelhart van Nieuwegein.