Resultaten voor het trefwoord jas

voorstelling van een portret – jessica bakker

Deze voorstelling is een portret van een snoeshaan
Een man die ik herken
maar toch, weer vergeten
Klein
van zijn stuk zit hij verstopt
achter zijn snaren
Hij beroert ze zacht en mij
laat hij achter met open jas en ongekamd

Het was vroeger, hij zong
te vroeg
leed zijn leven
en dronk zijn ruggengraat waterpas

In een krant stond zijn dood geschreven
Hij viel eindelijk samen
Met een schaduw in zijn schoen verzon hij mij
met een zoon en man en het rode fietsje in de gang

de witte jas – b.vogels

Ik kan zijn glimlach nu verbrijzelen.
‘Je hebt geluk,
de schijf is mooi gebroken,
er zijn geen scherven’.

Is dit een knieval?
Het ongeluk bij het ongeluk?

‘Over een jaar haal ik alles er weer uit:
de pinnen, de draad, de ring’.

Ik zie zijn tanden over de vloer rollen,
de gladde stoep, het roepen, het kermen.

‘Ik heb respect voor uw beroep,
voor het ontfermen’
en voel de pijn in mijn grimas.

de paddenpoel – elsje de wit

ik kijk niet graag of schichtig achterom
de villa die er net nog stond, lijkt op een oude dame
kermend in haar houten jas
zo hol van binnen

doorgaans een even aantal passen lopen
met je handen in je zakken
naar de paddenpoel
de langgerekte tuin in

dan merk je ook waarom
de grote wijzers langzaam om het kroos heen draaien
en wegtrekken tussen het struikgewas

wacht hier

laat mij het beeld kapot slaan
van de pad die destijds naar lucht zocht
op het randje van aarde en water
waarna hij uiteenspatte op gras dat groen was

jas – maaike klaster

Wij hebben iets gevonden die nacht.
Ik weet nog steeds niet wat het was.

Het verborg zich tussen jouw woorden
en sprong voorzichtig over op mijn zinnen,
vouwde zich rond mijn schouders,
onthulde jou, omhulde mij

en bleef jou maar ontvouwen,
mij omhullen als een nieuwe jas
die ik al eens eerder aanhad,
maar ik weet niet meer wanneer
het zal zijn of was.

Nu, of nooit.

de onderwaterlasser leert schaken – delphine lecompte

De onderwaterlasser leert de knepen van het schaakspel
In de kale woonkamer van de incestueuze imker
Het is de imkerdochter die hem onderwijst
Ze draagt een zonnebril en een slagersjas.

De jas is vuil
Maar het is geen bloed
De lasser leert snel
Maar niet rap genoeg
Om te winnen voor de zon ondergaat.

De zon gaat onder en de lasser verliest
Voor de zesendertigste keer
Hij veracht de imkerdochter eigenlijk
Ze vraagt wat er zoal te lassen valt daar beneden
In het water? Zwembadladders misschien?

De imker betreedt zijn sobere leefruimte
Hij neemt meer plaats in dan de onbespeelde contrabas
Zijn kostuum is vies van uitgesmeerde insecten
Hij zegt tegen zijn dochter: ‘Stuur de lasser weg,
Voor ik mijn geduld verlies en jouw koningin naar zijn milt verban!’

De onderwaterlasser lacht
Hij is immers al jaren miltvrij
Hij neutraliseert de imker met zijn pinkring
En werkt zijn zevenendertigste schaakspel af
Hij verliest en de schemering went.

Tijdens het veertigste schaakspel voelt de onderwaterlasser
Dat de imkerdochter hem laat winnen
Hij staat op om haar te wurgen met zijn papegaaidrukke das
Maar de imker herrijst
En forceert de koningin van zijn dochter
Als een zetpil daar in de lasseraars.

gekleed – serpil karisli

De kleding is wat te zwaar
Maar er wordt gekeken

Het licht zo bloot
Een bloem ontkiemt
Het blad is onbedekt
De maan ontsluierd

Terwijl ik bepakt ben
Mijn jas zo zwaar
Ben ik anders heel bloot
Mijn oog kijkt bloot
Mijn gedachten zijn bloot

Waarom wordt er niet alleen geleefd
in een tropisch klimaat?
Geen kleur staat mij
zwaar is het haar en al en al

meester zonder gezicht – joost de jonge

Ik hou vast aan de meester zonder gezicht
Een beeld van stralend helder licht
Ik zie alles in dit licht zonder lichaam
Zwevend over de aarde zijn overal regenbogen
Dit licht doorstraalt mij
Rijen huizen rijzen aan de oever van een brede rivier
Achter de huizen liggen bergen van stralend groen
Trillend in deze regenboog zag ik mijn gezicht
Een beeld van stralend helder licht

Steentjes in allerlei zachte schakeringen bruingrijs liggen in een bed van zand
Ik loop hier lachend door groen golvend land
Boomblaadjes dansen in licht dat al twinkelend de kloof van mijn verlangen dicht
Ik loop hier lachend door groen golvend land

Een geluid dat mij lijkt te doen draaien, grind knarst onder mijn voeten
Gelijk de bal van mijn voet bij iedere stap die ik zet in het uur van mijn stilte
Een streling van koude lucht kleeft als een zuigzoen onder mijn jas
Zand stuift op boven het smalle door braam en brandnetel overwoekerde pad
Enkele wandelaars lopen achter mij
De afstand tussen ons is groot genoeg om in mijn wolk van stilte te blijven

Glinsterende groene klank van duister blad
Blad dat in de verte met een zeker geweld deint op de aangezwollen wind
Ik lach om het onbekende in de wind die mij vijandig lijkt te zijn
Lachen als een dwaas om een grap die ik niet begreep
Een poets die mij gebakken is, niet door een bekende maar door een onbekende
Een meester die zijn gezicht niet laat zien

Ik ben een verdwaalde dolende ziel in het aardse
Bijna niemand zoekt of vindt echt, het ondenkbaar spirituele blijft onontgonnen
Ons lonkt slechts de consolidering van dagelijkse geneugten
Wij willen niet verlost worden en zouden zeker de verlosser weren

Lag in mijn luide lachen dat helder klonk niet het onbekende besloten
Was het misschien juist dit niet weten dat mij even verhief
Alles is relatief en hoe graag ik het ook wil ontkennen ik heb het leven lief
Dit lijf dat ik ben is niet alleen leeg maar zit vol met bloed en meters gevulde darm
Ik heb geen eigen wil, maar verwerkelijk de wil van de natuur
Ik heb geen eigen geest, maar leef de universele geest van de mensheid

Ik hou vast aan de meester zonder gezicht
Een beeld van stralend helder licht
Ik zie alles in dit licht zonder lichaam
Zwevend over de aarde zijn overal regenbogen
Dit licht doorstraalt mij en huizen rijzen aan de oever van een brede rivier
Trillend in deze regenboog zag ik mijn gezicht
Een beeld van stralend helder licht

wachten op het duizendste uur – maaike klaster

1.
 
Verliefd zitten wachten op iemand die je nauwelijks kent,
maar die je als enige op aarde binnenstebuiten wilt keren
om steeds opnieuw te leren kennen, die je als een lange, warme
jas wilt dragen om aan de rest van de wereld te laten zien:
Kijk, hoe mooi!, terwijl diegene vanuit de binnenzak van die jas
mee kan kijken, lachend gesprekken met je voert die verder
niemand kan horen, doet je beseffen hoe godvergeten alleen, nee
zeg maar gerust eenzaam je bent geweest, maar dat ook dat nu
niet meer uitmaakt. Waarom duurt dat wachten dan zo lang?
 
 
2.
 
Iedere seconde die nu wegglijdt als één van de stromende
korrels in een zandloper is een seconde die wij nooit meer
samen zullen meemaken. Heb je daar aan gedacht? Volgens
mij is tijd één van de kostbaarste geschenken op aarde, maar
zonder liefde juist weer het tegenovergestelde waard.
Waarom bel je me niet?
 
 
3.
 
Me klem zuipen, straalbezopen op straat gaan liggen en me door de
eerste de beste vrachtwagen dood laten rijden, lijkt me een betere
optie dan dit stille doodbloeden. Jij bent echt een heer die weet hoe
hij een dame moet schaken.
 
 
4.
 
Er is zoiets als het eind van je Latijn. Wanneer heeft iemand dat
bereikt? Ik begin er een redelijk goed beeld van te krijgen.
Jij zult er in ieder geval niet bij zijn. Hoe houd jij het eigenlijk uit?
Wacht, natuurlijk, jij zit niet al anderhalve eeuw in je eentje thuis
al het werk te doen. Jij was bezig de wereld rond te reizen zonder
mij. Goed dat ik dat weet.
 
 
5.
 
Moe? Ik? Ik weet niet wat dat is, maar ik zou wel graag zeshonderd jaar
willen slapen, steeds op en neer in de tijd. Honderd heen en honderd terug,
om daarna gewoon weer hier op dit punt uit te komen. Of nee, liever
zeshonderd min één dag, want ik heb lang genoeg op jou gewacht. Dat
betekent dat als ik nu vijfhonderdnegenennegentig jaar op een neer ga
slapen, ik morgen uitgerust weer wakker word en precies op tijd ben om
jou in je gezicht te slaan als je tegen die tijd nog steeds de telefoon niet
hebt opgepakt. Dan moet je wel eerst langskomen. Begrijp je wat ik zeg?
 
 
6.
 
In het echt ben ik veel leuker, omdat je dan (iedereen die preuts is
aangelegd nu even de andere kant opkijken) mijn kut van dichtbij
mag zien. Meer verklap ik niet. Je zou het waarschijnlijk niet zeggen,
maar ik ben uitermate gesteld op mijn privacy. Dan weet je dat alvast.