Hij schildert met woorden schimmen uit zijn hoofd
en probeert ze te slijten door ze
op bomen en deuren te timmeren.
Maar niemand merkt ze op en onbewogen
verplaatst hij zijn plaaggeest
in het schrijven van nog een strofe.
En zo tamelijk onschuldig
gevangen tussen regels in een niet kunstzinnig relaas
leeft mijn leven gemoedelijk samen met mij
en noemt men mij dichter maar denkt aan dwaas.
Recente reacties