Resultaten voor het trefwoord II

zomeravond – august tholen

Van volstrekte koude naar een
avond in de zomer. De zon
zwenkt en dooft de ruimten
tussen de gebeurtenissen,

daar waar niemand is,
of ik, maar nauwelijks dan.

Ik hoor het ruisen van sparren
maar geloof ze niet. Leugens-
allemaal leugens. En toch, wat
een fraaie onwaarheid.
 
 
II
 
Dit: het zitten in een tuin op een
zomeravond, en een oorlog
horen komen overruisen
als een zwarte vogel.

Dan het paniekgevoel
beheersend om het gesprek,
deze schijnbare vredigheid
voort te zetten.

[31-004][2003] – pastuiven

oculus II

door het oog van het heelal
daalde ik
het geestelijk gewicht
waarachtig
maar zwaar

filtreren doorheen het vlies
liet zielsgrammen als residu
overbodige geesten
kringelden naar niets
een rijke oogst

dacht ik…

eindelijk II – peter heuveling

Kwam er maar een eind aan nutteloos leven
aan modern egoïsme en niets willen geven.
Aan gestorven moeders en te jonge wezen.
Aan vretende ziektes. Aan niets te genezen.

Was het maar klaar met al dat doelloos gezeik,
politiek beloften, waar ’t nut nooit van blijkt.
Al die graaiende banken en bonuscultuur.
Zwarte waarheden, verkleurd door censuur.

Hield het maar op met de angst en het bloed,
vergoten voor goden en wat de mens daarmee doet.
De racist en zijn buurman wiens afkomst verschilt,
die door haat en geweld de toekomst verspild .

Wanneer stopt die stroom van zinloos geweld?
Met geduld en respect word de vrede hersteld.
Zonder verwachting, van vooroordeel ontdaan;
Niet spreken maar luisteren om elkaar te verstaan.

omnis terra – mark opfer

II

In de aarde
wonen schorpioenen
die met de hemel vechten
en aan een vork gespietst
van licht, een stemvork,
krakend diepe bas, een paukslag,
verstillen tot een silhouet.

de zeebonk II – karlheinz myskin

Weerbarstig
zingt mijn stem
het lied
van de droeve
vissersbruid.

Het anker haakt
aan mijn Anus.
Ik lig voor Pampus.

“Ik had je zoo lief,
Ach, vergeet mij toch niet!”

Ik drink
op mijn eenzaamheid.
De zee is mijn huis
waar ik nooit thuis zal zijn.

ikker – joost de jonge

I

zo zonder gedachten
ruisend in een open lucht
al te lang heb ik moeten wachten
in het duister, druipen grote druppels ik
rollend in een blozende leegte
van jouw zwijgende ontkenning
 
 
II

ondergronds werken zij met plezier
aan een gangenstelsel
een minuscuul dier dat jouw bloed drinkt
vele poorten en tunnels, een stelsel van verbindingen
hier een begin daar een einde
poppen, ’t minnespel bedrijven
buiten in het bos
ooievaar staat stilzwijgend
met z’n bek tussen ’t verendek
een hinde ijlt
’t verwaaiende bos in
je weet heel goed,
dat niets zal beklijven.
 
 
III

ondanks dit al
verlucht jij het leven
door een kostuum in ruiten gedreven
poekelen wij met z’n allen
een verloren gezelschap
aan de vooravond
van het poezelig echec
ikker, is dat meer ik?
je hoopt ’t wel, natuurlijk,
’t is beter van niet
kon ik maar voorkomen
dat jij niet jij ook sterft van verdriet

ik ben boek – hanny van alphen

mag ik even het woord
ik ben boek
niet zomaar een boek
een gebonden boek
deel I en deel II
ik heb een harde kaft
en knisperend blad
geregelde letters
klein en groot

een paar ezelsoortjes
en vaalblauwe afdruk
op m’n eerste blad, en oh ja
ik ben genummerd
heb een streepjescode
en sta met mijn rug
tegen de muur
van de bieb

afgeboekt ben ik
nu te koop
voor de helft van de helft
van de boekwaarde

lucy II – marco martens

Ooit vlochten onze vingers als vanzelf in elkaar
maar na verloop van tijd zijn ze gaan wijzen.

Meestal als er sores is dan heb ík het gedaan
want ze begrijpt niet dat ik probeer haar te begrijpen.

We moeten lijmen, kopen bloemen, hebben spijt en praten uit
om te vermijden, te verbloemen, kennen pijn en slapen thuis.

We delen uit en incasseren, draaien kundig om de kern
tot de nacht wordt ingezet en onze echo langzaam sterft.