Resultaten voor het trefwoord ieders

* – henk j. roos

Wat kan ik soms
bewondering hebben
voor de ontploffende mens
die zijn verontwaardiging
recht in ieders face-
palmt

Ik kan dat niet,
ik moet altijd
de nuance zien,

ik val nog wel eens
met een verlamde tong
van
         een
                   niet
uitgesproken mening.

inundatie – iniduo

een kamer verlaat aanwezigheid
zodat gehemelte aan leegte blijft plakken

een lichaam sterft bloedeloos
tot schijndood, verdrinkingsdood

wegen scheiden naar ieders weegs,
naar onderaardse brieven, ongelezen

drenkelingen wandelen in hun slaap,
praten over oeverloos land,
door halfduistere gangen

in wankele spiegeling gloort
een bruggenhoofd mosbegroeid
naar begeerte, onvolkomen

leven en laten leven – maaike klaster

Over mannen en andere hoeren 
 
 
Wie zal ik nu eens voor vuile kankersnol uitschelden?
Mezelf? Dat heb ik al gedaan, meerdere malen, tot er
niets meer te schelden, niets meer te vergeven
(ver-geven) viel, alleen de pijn overbleef die anderen
mij hadden aangedaan, dus nu zijn jullie aan de beurt.
Weest niet bang, ik ben niet degene die jullie pijn zal
doen, dat hebben jullie zelf gedaan. Als jullie alvast
in de rij gaan staan, zijn we sneller klaar. Dan pak ik
intussen mijn Van Dale erbij om wat mooie, nieuwe
woorden op te dissen, anders wordt het zo saai,
vinden jullie ook niet? Of je moet het niet erg vinden
om door mij steeds opnieuw voor vieze tyfushoer te
worden uitgemaakt. Dat scheelt mij uiteindelijk ook
weer werk. Dacht je dat ik dit voor mijn plezier deed?
Nee, voor mijn plezier ga ik koekjes staan bakken.
Dit is keihard werken – wat ik overigens met liefde
doe hoor, hoer – maar plezierig kan ik het niet
noemen, de godganse tijd de metalen haatplaten van
mij afslaan die jullie als een stel onervaren
bouwvakkers, met mislukte ninja-tactiek, op mij
afvuren. Iets wat ik trouwens ook voor jullie bestwil
doe, en voor het welzijn van alle andere bewoners
van dit klootje dat wij onze aarde noemen. Dat je dat
even weet, lui sekreet. Waarbij tot slot vermeld moet
worden dat een hoer hier natuurlijk ook een man kan
betreffen, iemand met een goede baan, een net pak
(ja, uiteraard, een spijker-, trainings-, vissersbroek
mag ook), een vrouw en meer dan één kind. Zo één
die naar de hoeren – oftewel, prostituees – gaat. Ja, ik
kan jullie allemaal aanwijzen, stelletje broederhoeren
van me, maar dat zal ik uit respect voor ieders privacy
niet doen. Bovendien: jullie vrouwen weten het toch al.

Zo heb er één gekend, een hoerenlopende manhoer
dus, een beetje een zacht ei, een Humpty Dumpty
met een trouwring om, die vanaf de andere kant van
het bureau waar wij aan gezeten waren bij
verschillende gelegenheden een aantal keer
Blah-Blah tegen mij zei terwijl ik net deed of ik naar
hem luisterde, maar in werkelijkheid alleen
geïnteresseerd was in wat God te vertellen had. Net
als hij geen woord van wat ik te zeggen had verstond.
Dit heerschap, dat overigens in een verder verleden
verkrachter was geweest, jonge vrouwen pakte alsof
het niets was en daar nog mee wegkwam ook, wat ik
behoorlijk knap vind, ik had hem die knakworst allang
tussen zijn benen vandaan gevreten, maar goed, dit
heerschap dus bezoekt regelmatig een prostituee,
waarbij ik een groene omgeving voor ogen krijg, met
iemand in een woon/werkruimte die veel van een
stacaravan wegheeft, de auto van meneer met het
kinderzitje achterin keurig voor de deur geparkeerd,
en tenslotte het beeld van hem bovenop de dame in
kwestie, terwijl hij al neukend – of iets wat er op lijkt –
met koude haat op haar gezicht in slaat. Er zijn blijkbaar
vrouwen die zich daar graag extra voor laten uitbetalen.

Dan zou ik mij tenslotte tenslotte (volgens mij hadden
we al één tenslotte gehad, zo niet, dan laat ik die
tweede lekker staan, want ik ben moe en ik heb nog
niet gegeten) tot de Dames van Lichte Zeden willen
wenden, onze hardwerkende prostituees die overal op
aarde het oudste beroep ter wereld uitoefenen (Gaap!):
Niet zo zeiken, dames! Niet net doen of jullie, en
jullie alleen, Het Leven kennen. Jullie hebben seks
voor geld, en als je dat geen leuke baan vindt, moet je
op zoek gaan naar ander werk.

Waarbij ik mij probeer voor te stellen hoe de
echtgenotes van al die hoerenlopende manhoeren
zullen reageren als jullie opeens hetzelfde werk
zijn gaan doen als zij en er voor hen niets te klagen
overblijft, zij mij en alle andere alleenstaande
vrouwen niet meer als een hoerachtig prooidier aan
hun uitgehongerde echtgenoot kunnen voorschotelen,
nu hij zijn treurige zaad weer gewoon bij hen komt
uitstorten. Hoe zal zo’n wereld eruit zien? Ik kan me
er weinig bij voorstellen. Jullie?

de frituur – mattijs deraedt

Zij zag hem, de vreemde jongen
met zijn uilenogen,
kijkend door het sleutelgat
van haar glazen deur.

Zij zag hoe zijn handen zwart kleurden op het glas
als twee spartelende olievlekken druppelend langs
het zout van haar spiegel.

Ja, het zelfde zout
dat aan haar botten vreet
door de mazen van haar dikke palmen.

Hij wandelde door de plastic kamer van bordeaux en grijs
en traag rolden zijn rokerige ogen langs de tafels
en de getatoeëerde hoofden van het trotse, uitdagende schuimvolk.
Hij hoopte als blauwe mist te schuifelen door haar vallei
maar brak ieders ogen open.

Onder hun gebalde blikken
klikte hij zijn rechterwijsvinger open
waarna hij begon te blazen
op zijn vingernagel als reanimeerde hij een
zwembandje.

Haar verkalkte botten smolten van het zout.
Naakt danste zij in zijn schedel
zoals de vlezige nachtvlinders dansen
rond de gifgroene tafel op de buis.
Hun telefoon kietelend als het verlengstuk
van de hartstocht van elke eenzame toeschouwer
lachen zij meer dan hun tanden bloot.
Hoe kussen zij hun moeder? Hoe kunnen zij dat nog?

Vervolgens verbeeldde hij zich haar
in al haar vergankelijkheid ontkleed
van vlees en leven, als een kapstok
zonder kleren gedrenkt in woelende humus.
Hoe haar skelet leefde naast haar warme wanden
als de bas naast de gitaar van Scofield.

En hij wist dat hij net zo min
op dit moment naast haar kon lopen
als wanneer zij wit en beenderen zou zijn.
Want hij droeg zijn moeder en vader in zijn tong
en het huis in zijn kleren. Hij zag hoe haar gezicht
haar zwaar viel en hoorde hoe haar stem desondanks
licht vloeide tussen haar gerevalideerde tanden, natikkend uit een stalen verleden.

Hij zag hoe haar hondse wangen
het vuur uit haar ogen trokken, verzakt
onder de dronken slagen van haar vrijer en verdoemd
door de idiote naïviteit van haar moeder.

Zij mag de liefde niet drinken, enkel erin verslikken.
En zij zal voor eeuwig binnen de glazen kooi
van haar pa en ma verblijven. En het glas
zal haar verboden woorden altijd opeten.
Bij elke stap die zij zet boren haar wortels dieper in de grond.

goud – bart pinnoo

De aardbol is dolgedraaid
en iedereen is grijs gestudeerd;
Er was echter niemand die vertelde
wat kleuren inhouden.

Als jij zou zeggen wat je bezighoud
en iedereen zou stoppen met liegen
dan zou er in ieders hart ruimte komen
voor eenvoudige dingen.

Als al wat men je wijsmaakt
kostbaar goud zou worden
zou je eronder verstikken
en de hemel niet kunnen zien.

door een technische storing is pinnen helaas niet mogelijk – martin m aart de jong

Er waren dagen dat je dingen zei om lippen stroop te smeren en begerig vingerlikkend af te druipen om te stellen dat je dat toch maar geflikt had. Vlooiend naar je armband. Goud blonk! in de ochtendmond.
Knijpkreukels in je wang en liefde
voor het oprapen. Daar in de koopgoot
droop je af. Je strooide geld tegen gladheid maar het hielp niets. Voerde een precisiebombardement op kindjes uit in opvang om potentieel misbruik voor te zijn. Het was in ieders belang. Het werd
een witte kerst, een blanco rouwkaart
van totaalbesef. Het jaar keek terug
en hield de adem in. Je kon niet pinnen.

* – benne

Nu de rook om mijn hoofd is verdwenen,
kan ik wel een peuk gebruiken.

Nu ik nuchter al die komma’s neuk,
voel ik me van mijn rust beroofd.

Niet dat ik niet verdiend geniet,
maar ik let je om te komen ruiken;

ik voel me ieders lettersletje,
van fijne lul tot slechte vriend.

Wie ziet die rust nog in mijn zinnen
nu ik begin en stop en weer begin,

ik steek geen joint of peuk meer op,
beminnen rijmt maar net met lust.

Waar ik tussen de regels schreef,
tussen de schrijfsels regel ik

nu op dreef een nieuwe kegel
om mijn vlammen mee te blussen.