Resultaten voor het trefwoord houten

houten kentering – iniduo

bij aanvang van de donkerblauwe nacht
dooft een zwerm van woorden

smoren klanken in gehemelte
zonder dat ik nog geduld betracht

op deze nauwelijks ontgonnen uren
zingen nachtvlinders in mijn hoofd

kreunen zilveren vleugels op het bot
die genadeloos huid en haar schuren

zal ik wachtlopend vragen stellen
of wandelend verdwalen in mijn slaap

zullen antwoorden zich aandienen
of laat ik argusogen een oordeel vellen

ik wil niet aan nachtlicht vastvriezen
maar helder wakker worden

op een krakend willekeurige ochtend
waarop men zich zou kunnen verliezen

ze jodelt niet – janine jongsma

aan tafel heb ik uitzicht op Zwitserland
grote posters verbergen de betonnen muur
achter mij leeft mijn moeder zich uit
op de houten tussenwand spijkert ze
mannen met klopboren de hemel in

kroning – karlheinz myskin

Mijn botten zijn star
En mijn voorhoofd
Is gevoegd.

Ik aanvaard mijn ambt
Met bloed in mijn manen.

Vertel mij niet van lijden
Ik spijker mij een weg
Naar de troon.

Volg mij, lieflijk volk,
Naar het houten schavot.

De kroon die mij nooit paste
Klemt mijn wenkbrauwen
Scheel.

Ik wil niet.
Ik zal niet
Helpe mij God.

de paddenpoel – elsje de wit

ik kijk niet graag of schichtig achterom
de villa die er net nog stond, lijkt op een oude dame
kermend in haar houten jas
zo hol van binnen

doorgaans een even aantal passen lopen
met je handen in je zakken
naar de paddenpoel
de langgerekte tuin in

dan merk je ook waarom
de grote wijzers langzaam om het kroos heen draaien
en wegtrekken tussen het struikgewas

wacht hier

laat mij het beeld kapot slaan
van de pad die destijds naar lucht zocht
op het randje van aarde en water
waarna hij uiteenspatte op gras dat groen was

vlieglief – philippe diepvents

als een zijdezacht stuk katoen
op een houten gebinte geknoopt
breekbaar en stevig
sierlijk wapperend en waaiend

mijn windspeeltje, mijn vlieger,
die haar dans van vrijheid danst
wat vlieg je mooi, mijn lief,
aan het eind van het touwtje
dat ik rond mijn vinger bind

06 – brigje otterloo

ik zal je zeggen dat ik weet van einde niets
en ook begin is mij ontschoten in de haast
die leven heet verbrand ik weet nog goed
dat ik verbaasd uit ogen staarde naar

een ik dat mens geworden was een houten
glas vertelde mij van leren eten lopen
baan en dan het wennen aan gesprekken
over straat zonder de anderen aan te

raken balanceerde ik op zijden draden
langs een jou je lippen streelden tong
bewegen langs en zo te spreken met jouw

hart geworden menselijkheid het was alsof
het spreken over water lopen was zo zweefde
leven over in een jou en ik waaruit je ogen.

delftsblauw – elize augustinus

Op de ronde houten tafel
een trommeltje met koekjes
van eigen deeg

De koetsier zijn
zweep kringelt
tussen hemel en paarden
galopperen

De zee aan haar voeten
Het theeservies van
Delftsblauw.

je moet ook nooit meer online schrijven – martin m aart de jong

Ik veegde woorden weg. Iets over polder.
Hoe de tijd een koe herkauwt, hoe zomer
klaver telt in landschap en de wrongel
kaas. Iets over biest, wat plukken schapen.

Knarsend grint en houten voeten.
Alles weg, in niets verdwenen zoals land
een woonwijk wordt. Tussen straten zie
ik vee tussen de namen aan de wand.

Zie ik bruine houten schuren. Ruik ik
teer en mest met stro, zie ik grote
brede handen aan het stuur
van een tractor tijd doorbreken.

Balen hooi en melkmachines. Sloten
die bekleed met kroos door een eend
zacht op geslobberd. Loop ik weer
mijn krantenwijk.