Resultaten voor het trefwoord hoe

oerige klasten – pastuiven verkwil

hoewel ik staar
naar buiten daar
voorbuiten het raam
zie ik niet

in mijn vacuüm
leef ik anaeroob
in mistig cataract

osmose tussen
ontbreekt;
cataleptisch membraam
verstard

en hoe ik ook hak
met de aks
ijzer breekt geen steen

de dame met de dertig tanden – martin m aart de jong

De dame met de dertig tanden stouwt
haar leven vol rollade ze sterft
slagers af hangt ze in etalages
te drogen ze weet niet beter dan
dat het hoort haar taal rolt
voort ze tolt met de tijd zoals
frites met mayonaise ze eetleeft
als een bionische leeuw ze temt
de stemmen in haar hoofd niet
meer maar laat ze los als wilde
haren in de wind en ze blaast
mee. Hoe zou ik kunnen zeggen
dat ik -nee, niet imiteren wil,
niet strelen- nee zo ongepast
als masturberende zeeleeuwen
in de zoo tijdens schoolreisbezoek,
hoe kan ik, hoe zou ik,wat wil ik
anders dan zwijgen en drinken,
eten, liplezend ten onder gaan
als een manke Guyana zich zalvend
met valeriaan. Ik bega geen gewelfde
paden meer ik neem plaats in haar
schoot en ontdooi de polen ik land
aan in vriesdiepgevroren spinaziebladeren
waaruit ik de waarheid ontvouw die groener
is dan mijn gedachten, ik tel en wacht
secondenlang.

* – christos makrigianis

De nacht slaap niet , de maan nu in
vergeten waan. De glinsterende wezens gevangen
in het zwart. Wie, wat zijn ze en hoe
verslagen en ontvangen in de nocturne
pracht. Een vrouw stapt uit mijn zicht
de synthese van de vlam in.
Ze zwicht taal, woorden de uiting van het groene
tapijt raakt tast haar nu aan. Buiten staat hij dan,
de vrouw ter aarde. De poort tot het bedrog,
de tijdslokkende ondergang van ons voortbestaan
in gesloten. De omhelzing met de aarde gaat
de poëet ook aan. Twee wezens in groen,
als vergeten glinstering in zwart.

Open zijn de ogen ontdaan, de nocturnale
pracht heeft zich nu tot rust laten komen.
Het strand boven is weer aan het stromen.
Lautreamont zou walgen, het zwartgallige is ontdaan.
De lichamen keren zich er toe, zicht in zicht.
Nu is de dichter die zwicht. Duizelig ter
plekke, is het moment tijdig, en snel
vergaan. Alles is niets. Woorden,
symbolen van de uiting van onzekerheid
bedrog is niet meer wat er ter sprake was.
Nu uit tijd gegrepen, de herinnering later, ontgaan.
Een gezamenlijke adem in, een adem uit.
Was het maar zo verlopen, zo gegaan.
Woorden hebben mij verloochent, van mij
en affectie ontdaan. Nog steeds gesloten
in de stoel, de leegte staart nu mij aan.

mijn coach spreekt bemoedigend van een trendbreuk – hans van willigenburg

ik ben vrijwel voortdurend bezig mezelf te verbeteren
en al kan ik niet exact vertellen wat ik aan het verbeteren ben
of hoe
het feit alleen al dat ik er vol overgave aan werk
en dat al mijn concentratie bijeen is geraapt rond dat ene doel
en het bijeen rapen van die concentratie zonder twijfel mijn eigen verdienste is
kan hoe dan ook als verbetering worden betiteld ten opzichte van alles daarvoor
toen ik nog wel eens half om half uitwegen verzon
onberedeneerd een herfstblad van de grond raapte
lachte
grapte
wenste dingen belachelijk te maken vanuit de onderbuik
met een gevoel van triomf zo kort
als een inzakkende schuimkraag
waar geen progressie van welke soort ook
in aan te wijzen viel

maar nu…

nu ben ik elke dag hard en opgepompt
onderweg naar een betere versie van mezelf
die bochten en kruispunten nadert met nog minder schrik
ferm een koers kiest
de mond als een streep
de kaaklijn vooruit geschoven
de humor als een weliswaar aantrekkelijk
maar al met al uiterst contraproductief systeem
van gesublimeerde aarzeling
naast me neer gelegd

stilte – tibbes punt

Hij vertelt over stilte
vertaald door haar
hoe een kosmos ontstaat
uit een gebaar
geur
kleur
geluid
gemin
een stilte zo onbedacht
dat ik wel moet geloven
dat tijd zich laat schikken
als zwijgen doorbroken
ruimte maakt
om stil te zijn.

* – berrie vugts

Hoe moeten kameleons elkaar herkennen
Ze kijken liever om zich heen

tot het zwijgen zichtbaar wordt
tot het vlies over ze heen begint te groeien

In een gestaakte poging ze terug te werpen
Naar een maagdelijk stadium.

Ik zeg het nog een keer:
Er is hier sprake van totale betovering

hoe verzin ik haar? – harry m.p. van de vijfeijke

Het weeldebeeld van een vrouw,
Russin vandaag. Beeld eenmaal gegeven
bewerkt dat ik een dag met haar verkeer.

Ik voorzie haar van de juiste lingerie,
zet alle klokken stil als wij ontbijten.

Ik noem haar Helena, Belofte, Matroesjka Kus
en ook Zacht Soepel Breedbeeld.

Mijn handen spelen, ik heb de durf
haar ogen in te zien. Hoe verzin ik haar,
want zij is een wonder zoals zij terugkijkt
en met Helenahanden naar mij reikt.

nemo – maaike klaster

Met spoed geschreven
 
Als ik niet schrijf, ga ik niet dood, word ik niet gek,
maar iets blijft achter, in gedachten, in de tijd.

Hoe kan het dat ik van jou hou alsof jij mijn man bent;
ik jouw vrouw, de jouwe, zonder dat jij weet dat ik het
ben die deze pen vasthoudt? Jij hoort bij mij. Wist je
dat? Hoe hebben wij deze hartstocht, verliefdheid,
kunnen verliezen nog voor wij vrienden, kameraden
werden? Mijn liefde voor jou gaat dieper dan die ene
onderzeeër, dan die ene zeemeerminnenduikvlucht die
ik nam. Hoe kan dat? Ahoy, Kaptein Nemo, wij gaan
aan land, dus niet in de diepte kijken. Wees niet bang.
Ik houd je vast, lieve schat. Jij bent en blijft mijn hart.

Als jij straks van die onderzeeër in een zeppelin
overstapt en in de trek van West naar Oost mijn huis
ver beneden je liggen ziet, dan zwaai ik deze keer
niet. Ik huil te hard. Al mijn tranen stromen naar die
zee van ons. Ik had geen idee dat dit bestond. Het
liefst was ik daar gebleven, samen in dat grote water,
jij en ik alleen. Wist je dat jij één van de redenen bent
dat ik leef en steeds opnieuw wil blijven leven? Dat
zo’n uitspraak intens overkomt, kan mij niets schelen.
Ik mis je, maar als je denkt dat dit een afscheid is,
vergis je je. Niemand heeft mij ooit zo goed begrepen;
niemand had mij zo mooi beet. Ik hoop dat je dat
weet; dat jij dit leest. Ik voel je steeds. Laat alsjeblieft
niet los, mijn allerliefste kameraad, mijn stille
raadgever, mijn zwierige vierkwartsmaat. Jouw pijn
kan ik hebben, maar de mijne verscheurt mij soms.

kissy-kissy bye-bye – maaike klaster

Hoe oud ben je nou?
Inmiddels zou je toch moeten weten welke vrouwen
je wel en welke wijven je niet aan je lijf wilt hebben?
Hier heb ik er één voor je: eigen schuld, dikke bult.
Op je hoofd dus; niet in je broek. Als je zo doorgaat,
kun je het schudden. Kissy-kissy bye-bye. Zwaai zwaai.

franse frietpraat – monique methorst

Punt is dat het allemaal zo gevoelig ligt. De pijntjes van zolder, catastrofe na strofe schrijven alsof het niet lijden kan en wij maar zo goddelijk zingen van: “Hij weet niet hoe, hij weet niet hoe, hij weet niet hoe.”

Op het verkeerde been uit woorden gezet, met de inkt amper droog achter de oren… zette je een keel van een aardappel op en droop alle shit af in jouw voetsporen. Even naar zijn schoenen kijken… super, hij loopt er nog steeds naast.

Om door een vingertje te halen… kom likken aan wie zo dik er bovenop ligt. Het is niet de kers of de ouwe taart, maar het vervelende van spanning is dat het zo lekker weg snijdt… net zo dwars tegen alle wetten van jouw natuur in, luistert het ook zo nauw om in alle vrijheid te schrijven: snuif je wel vaker in de spiegel van de kapper voor de smaak… wat weer niet in het juiste perspectief valt te lijmen en dan moet het nog zeker rijmen ook…

Dan ben je zeker ook van de partij Tegen etenstijd vervuilde poëzie en het kwijl aan de muren zit? Wat zure regenbogen erbij, heb je een dijk van een gedicht met als enige beperking dat je pas na de dood er beter door wordt.