Resultaten voor het trefwoord hans goudart

het meer – hans goudart

ik heb zin om langs een meer te lopen
langs een meer gelopen
ik had zin om langs een meer te lopen
ik liep langs een meer

ik had het hele meer wel rond gewild
de vorm die het toevallig had
afwisselend mijn voeten in het water
en over kademuren
langs de oever
het was hier en daar
een boulevard bijna

het meer is groot
maar niet van alleman verlaten
er mag wel wat bebouwing staan
een stad of dorp desnoods
een verdwaalde kroeg
is meestal wel genoeg
misschien wil ik er ook
een herberg bij

ik heb het meer gezien
vanuit een hoge verte

ik heb zin om langs een meer te lopen
langs een meer gelopen
ik had zin om langs een meer te lopen
ik liep langs een meer

ik heb het meer gezien
vanuit een hoge verte

poco depri paradox – hans goudart

telkens als mijn adem stokte
bij elke huivering
en al mijn kippenvel.
altijd als mijn hart
op hol raakte of oversloeg.
alle brokken in mijn keel.
elk dat is even slikken,
ieder blozen, elke blos,
al het gestamel en gestotter.

elke blik en elke aanraking;
de hele verzameling
verwarrende beelden;
ieder woord
een woord teveel,
ieder woord
een woord te weinig.

alle hap-snap,
al het half-affe;
alle kladjes,
alle flarden,
alle losse flodders.
alle flitsen, snippers,
losse eindjes;
stukjes van een lied
wat ik ooit had willen schrijven.

alle foto’s oude vlammen
& de ongeschreven brieven…
hoe geduldig mijn papier.
alle lijstjes, titels,
boeken, films
& plannetjes
& voornemens
& alles wat ik allemaal
nog meer zou doen
& wat er niet van kwam.

herinneringen, namen, wegen, landkaarten
& het heimwee
naar de plaatsen
die ik nooit gekend heb.
& de twijfel ik of werkelijk geweest ben waar ik was.
mijn verhaal gezeefd door
een zelfreinigend geheugen,
vriend en vijand tegelijk.

al het onbeschrijflijks
in mijn machteloosheid.
elke prop en alle proppen.
mijn troost de drank
en het visioen van
een bodemloze prullenbak.

& verder
dat ik nu de tijd al mis
die nog moet komen.

heksenverhalen – hans goudart

Verborgen agenda’s, dubbelrollen
Johanna de Sloper en Day de Waanzinnige
één en dezelfde op hol geslagen prikklok
vals als een ziek dier
Dagen op de rand van tranen
verbrande schepen, alles overboord, alles verlaten
Mij was het krediet gegund
van een tikkende tijdbom
uit de oude doos.
Het standaardwerk.

katten liegen niet – hans goudart

Hartverscheurend openhartig het relaas
Hoe ook anderen ronduit misbruikt
als chaperon, als klankbord, als lul met vingers
die ze Piemel noemde
A Cockteaser with Winklephobia
Getuigenissen van twee katten
en een fauteuil in de woonkamer
Alles over De Verloren Onschuld
Van De Aubergine

het speelkwartier van de juf – hans goudart

Een onwelriekend winkeltje, het handeltje in eigenbelang
Zijzelf als enige klant
een voorraad van fixaties uit een ver verleden
Eerlijk concurreren bij voorbaat uitgesloten
De werving verwarrend, misleidend, eigenlijk slechts
wierook voor het eigen-ik
Een catalogus vol valse bescheidenheid
Van het huismerk rondslingerend
her en der gratis platen voor de kop
De klachtenlijn voortdurend tuut-tuut-tuut
is er alleen voor uitgaande gesprekken.

dierproeven – hans goudart

Strooptochten vermond als versiertoeren
ze heeft nog zoveel in te halen
Een oorlogsverklaring onder mijn ogen
tegelijkertijd mijn buurt teisterend maar wel beweren
ik wil je niet meer zien, je maakt me bang
De Paradox kortom van een gevreesde parasiet
De Verachtelijke Zwamneus
Haar Manifest van Aanfluitingen en Beledigingen
een onnozel pleidooi
voor misdaden tegen de menselijkheid.

haar nieuwe speeltje – hans goudart

Onder de douche zing ik
stuk ellende, stuk verdriet
laaghartig laffe plompverloren polderlomp
Betrap mezelf op een paar huppelpasjes
Mompel bij de afwas Hork-tot-op-het-bot
Verzucht stofzuigend hardop
Verkloot met voorbedachte rade
Van paleis tot plaggenhut en ieder
pretpark werd een dépendance van Delta
In de Supermarkt Er is veel te veel
waar ze veel te weinig van begrijpt
Wat ze zich verbeeldt te weten
over mannen, over zichzelf…
woorden, woorden, woorden
Geen woord over misplaatste trots.
Haar nieuwe vlam als demonstratie-model
een jacht-trofee in mijn stamcafé
Mijn eerste bier die middag
brengt een refreintje mee
Zijn naam vol mededogen eindeloos herhaald
en in alle talen die ik ken
Arme jongen, arme-arme jongen…

over poëzie gesproken – hans goudart

Bin Ali Libi zat er helemaal naast
Tante Truus bleek
een deerniswekkende teef
ziekelijk zelfzuchtig
panisch veertig plus
zonder vergunning op jacht
in mijn buurtcafé
Tante Pollewop de beul van
kamp lagerbier
De Engel van de Efteling bleef
ongestraft onbeschoft
het zogenaamd beschaafd fatsoen
rondborstig maar platvloers
het leven als schijnvertoning krampachtig
haar marionettentheater van misbruikte medemensen
eenrichtingsverkeer in ieder opzicht
De Hoer van Barneveld
proud to be a slut
het woord niet waard
te zwak voor complimentjes
lam, doof, blind voor kritiek
een soort gestoord

Telkens ik ze zie een etage in de war
verkeerde verdieping uitgestapt
ik heb niets te zoeken op de
afdeling valse vruchten, zeldzame mutsen
tactloze taarten, betweterige burgertrutten
huichelachtige schijtlaarzen,nagels aan mijn kist
tot dader verworden slachtoffers

Het verzameld werk
van slordige aannames en voorbarige conclusies
goedkope theorietjes, halfbakken verklaringen
oppervlakkige projecties en het hele
zo-zie-ik-het, zo-zit-het-dus
en dat-is-dat en daarmee basta
het meermaals meten met twee maten
ik mag wat niemand anders mag
ik trek het niet, ik kan er niet meer tegen
hierbij wordt u de mond gesnoerd
De Freule van Spreekverbod tot Zwijgplicht
heeft gesproken in stuitende monologen
zonder weerwoord gebundeld als “Arschficken für Anfänger”

de kroeg op de hoek – hans goudart

In het café op de hoek
hebben we eerst kunnen genieten van
en-van-je-hela-hola
en drinken-totteme-zinken-muziek
Mijn buurman ging daar zo in op
dat de bar er van schudde
De kastelein kiest nu welbewust
voor zoetgevooisd, iets
in het Hawaaiiaans of Tahitiaans,
wat zal het zijn…
met veel paloma en aloha en zo meer
en van die gitaarfliebers
aan het eind van elke zin
Aan een tafeltje snottert
een betraande dame de overgang in
De middelbare heer in kennelijke staat
raadt haar pas ná het weekend
een nieuw leven te beginnen
Hij meent dat moet ze nu niet doen
Een schone lei vraagt
om een goed moment
Drie hinderlijke hanen in lange leren jassen
staan kortstondig in de weg
Dan is er ineens zo’n ongeschoren
die al jaren geen goeiedag meer zegt
alstie hier binnenkomt
Even later zit-ie te eten van
een broodje dood dier
Na elke hap spoelt-ie duidelijk hoorbaar
tot alle resten tussen zijn kiezen
vandaan verdwenen zijn
Mijn blik dwaalt langs de etiketten
op de flessen en de tekens aan de wand
Is het hier nu zo gezellig ?
Wie weet
Wij doen ons best !
Spiegelend de vraag ooit
een normaal mens ontmoet
En of het beviel ?

accent ? – hans goudart

Proost!
‘Je speelt zeker wel viool
en je kunt vast goed schaken en by the way
waar heb je dat paspoort laten maken?’

Het werd mij allengs duidelijk :
Men hield mij voor een vreemdeling.
Ik oog wellicht wat zuidelijk,
men dacht al vaak
weer zo’n ontheemdeling…

Of het de Ouzo was
– men wist niet eens de fles te staan,
die wees ik zelf dus even aan,
de Slivowicz die ik in grote doses tot mij nam…
misschien dat het wel daardoor kwam.
Of dat mijn tongval door Tequila werd geteisterd,
of zei ik daar nou weer ‘begeistert’ ?

Het werd ook mogelijk teveel dat ik
op zeker ogenblik ‘een rondje’ riep,
‘voor het voltallig personeel’.
Raar… wie weet was dat een onbetamelijk,
on-nederlands gebaar…

Toen ik navroeg of ik al betaalde;
-‘Neen’ zei men –
en ik een cheque tevoorschijn haalde,
toen steeg de achterdocht tot ongekende toppen.
Mij werd verteld
‘Eerst moet de chef gebeld…’
men wilde zich niet laten foppen
en ik werd onderworpen aan een kruisverhoor,
gemeen..
Ik sla mij daar gewoonlijk wel doorheen
met feiten over generaals en kolonels,
junta’s, dictaturen;
ik vertel van geiten en van kaas,
van onderdak in schuren.
Ik noem de Praagse Lente
of desnoods Aguardiente.
Ik reken voor:
In ’56 was ik acht toen Hongarije
door de Russen werd verkracht.
Ik mompel Boedapest of Boekarest
of Chichicastenango
en ik geef toe:
‘Zelf ben ik niet zo’n held in tango…’

Een vlucht, een kamp of een gevangenis,
dat ik niet weet waar mijn familie is
en ‘Hoezo Nederland?’ ook daar red ik mij uit:
Iets over een vriendin die op vakantie was,
over mijn handeltje in fruit,
staat Holland niet bekend om tuinbouw in de kas?

Ze lezen allemaal weleens een boek,
dat soort verhalen gaat er in als koek.
En kijk ik dan wat droevig uit mijn ogen
en doe ik net of het mij moeite kost
zo te vertellen, dan stijgt alom het mededogen,
men is bereid van alles te bestellen!

Maar deze keer deed ik mijn best,
ze uit de droom te helpen
en gaf ik antwoord op hun vragen:

Wat of welpen waren, wilde men weten
en wie was de makelaar van Schagen?
Wie was Okkie Trooy, wat had hij
in zijn koffertje?
Wat is een poffertje?
En wie was Beppie Nooy?
Wat is het NIPO, wie was Pipo,
wie zijn vrouw;
waar werd oprechter trouw?
Hoeveel kost een moorkop,
noem een merk oordop.
Koop je weleens melk in een fles,
wat betekent ADO, NOAD, DOS en DWS?
Wat is het verschil tussen ONM en GFT?
Noem vier types Berini,
wat is de voornaam van Boltini,
voor welk product deed Saartje de reclame
en de Deftige Dame, wie was dat?
Welke omroep deed Het Gat
en wie deden er mee aan die show
van de Stratenmaker op Zee?

Wie kon schrokken, Corrie Brokken,
is Ivo de Wijs en hoe-vaak-heeft-Nederland-
het-Eurovisie-Songfestival-gewonnen?
Wie zong Een Beetje, hoe schrijf je plaidje?
Willink, Wilmink, Bannink,
niets of niemand werd vergeten.
Alleen een zekere Seth Gaaikema
– van hem had ik nog nooit gehoord,
dat vond ik nog het rotst –
maar dat bleek niet zo’n ramp
want die werd sowieso door allen uitgekotst.

En waar ging Berend Botje wel naar toe,
waar ging hij heen en hoe?

En ‘Zeg nou nog eens Scheveningen’
en meer van dat soort dingen.
Ze hebben urenlang gevist,
mijn hele jeugd ondersteboven;
geen vraag heb ik gemist,
maar niemand wou me geloven.