Resultaten voor het trefwoord grimas

de witte jas – b.vogels

Ik kan zijn glimlach nu verbrijzelen.
‘Je hebt geluk,
de schijf is mooi gebroken,
er zijn geen scherven’.

Is dit een knieval?
Het ongeluk bij het ongeluk?

‘Over een jaar haal ik alles er weer uit:
de pinnen, de draad, de ring’.

Ik zie zijn tanden over de vloer rollen,
de gladde stoep, het roepen, het kermen.

‘Ik heb respect voor uw beroep,
voor het ontfermen’
en voel de pijn in mijn grimas.

rust – marten visser

De flauwe grimas
verdwijnt even snel
als een waterige
regenboog

Was toch verleden
week dat de eerste mens
op de maan liep

En jij gister met lompe
verwoestende passen
mijn hart ontzielde

Zou ik dan morgen weer
de met onschuld besprenkelde
baby donshaartjes ruiken
en voelen

Weet ik dan wat ik
volgende week met mijn leven
heb gedaan

Vandaag geef ik de onmacht
samen met mijn lichaam
aan de rulle aarde
en vlij ik mij in de
welkome gedolven rust

vijfentwintig leugens om waarheid te bewijzen – c.p. vincentius

Ik had het liefst eerder afscheid genomen;
vier bushaltes terug, bij een goede kroeg.
Vanuit elke positie verlamt houding de rug
en draait het oogwit garnizoensgewijs.
Tot achter de marcherende hersens in dril
klinkt; naar de muur hoor, huurmoordenaar!

Ik kan heel lang grimas van jewelste tonen,
tot laat in de nacht, vroeg in de ochtend
mijn gezicht ontspant, boven nachtspiegel.
In deze straat sterven weinig mensen jong;
straten ver zijn kinderen erg ziek, overleven,
huilen: in‘n lichtgeel schaam: lichaamsdeel.

Zo definitief, absoluut heeft ten einde raad
lang niet ons beider horizon en doel bepaald.
Jij hebt‘t liefst langer op de grens gewacht,
die hier en nu eigen plek aftekent en uitlijnt,
omheint tot plaats met hek en nummerplaat,
rekent: zal er al ’t ijle in allerzielen te zien?

Na de valkuilen en daluren kennen we elkaar
bij naam, bij houding en bij klank van vragen.
We houden van wandelen, een maakt regen
niets uit, de ander weigert ‘t dan pertinent.
’t Is ‘n beetje waarheid, losse feiten geschikt,
al blijft het op de proef stellen stroef pellen;

zo keert vijfentwintigste regel voorgaande om.