vrij naar K. Michel
tot de dood ons scheidt
tot de schijt ons doodt
onder alle omstandigheden
zonder enige twijfel
met heel mijn hart
op mijn grootmoeders graf
tot in den doet
als het moet
vrij naar K. Michel
tot de dood ons scheidt
tot de schijt ons doodt
onder alle omstandigheden
zonder enige twijfel
met heel mijn hart
op mijn grootmoeders graf
tot in den doet
als het moet
Mijn ik is een monnik
in een lege bovenkamer
zit zijn cel, een lege blik
zijn geblindeerde ramen
Stil zegt hij
amen
de muren hebben ezelsoren
De buren horen hem
in alle hoeken en gaten
naar een wezen zoeken
en in zichzelf praten
Hij luistert naar goddelijke namen
de wind fluistert door de kieren
hij vindt verzuurde papieren
kluisters die hem binden
uren vol getik
Langzaam maar zeker
komen de muren op hem af
deze bovenkamer wordt zijn graf
de blinden vallen af
in een ogenblik
Ik sta
voor het
raam zie
de zilveren
varens
van de maan
op het
stenen pad
ligt een
genarcotiseerde
kat
veroordeeld
tot het graf
ik huil
schreeuw
en verstomd
niemand kijkt
omhoog naar
de vogel
gevangen in het
raam
hoe de oude in het najaar mint
de klank van scherven in de wind
gebroken flarden van een vorig leven
als vlinders aan het graf verkleven
zie hoe z’n hand gelaten rust
als een herfstblad
de steen zacht kust
Over je graf heen
beangstig je me nog.
Ik ben je regelmatig kwijt de laatste tijd.
Steeds dieper in mezelf moet ik zoeken
om je nog te vinden.
Dat beangstigt mij.
Het verdriet en de woede die ik koesterde,
de pijn die ik droeg als een doornenkroon,
de angst voor zonder jou verder –
dat alles is steeds vaker zoek.
Ongemerkt ben ik ergens
de controle kwijt geraakt.
Het gras zo kort gemaaid,
zo strak, zo groen, zo
braaf hadden wij het nooit
het flesje wijn voor je
verjaardag laat ik maar
ongeopend
ik verstop het
in het haagje
achter je en
niemand zal
het zien.
Ook na drie rukken geeft het lipje
van de koffiemelk niet mee, bij de
vierde gutst het als een beige zee,
hij vloekt met zijn broekspijpen mee.
De moed er weer in bij sinaasappel-
sap, vingers op scherp, dat dingetje
moet er slechts af, moet er slechts af,
het natte pak zwijgt als het graf.
Het is nu nog maar ochtend, nog maar
begin van de ochtend en dit gaat de
hele dag door, deze man doet wat
iedereen moet, houdt allen moed.
nu hertha is gedegradeerd
uit de bundesliga draait
hanne sobeck zich om in
z’n graf en probeert een
schijnbeweging
tevergeefs want de ruimte
is er te klein voor
Sinds vorig jaar behoor ik tot de groep
die begrepen heeft dat de eigen jeugd inmiddels heel ver weg is.
Sinds vorige maand behoor ik tot de groep
die beseft dat ‘het’ allang had moeten gebeuren.
Sinds vorige week behoor ik tot de groep
die rilt bij jaartallen in overlijdensberichten.
Sinds gisteren behoor ik tot de groep
die de eigen levensverwachting statistisch heeft doorgerekend.
Sinds vandaag behoor ik tot de groep
die diep getroffen kijkt naar bomen en gras en de zon.
En morgen behoor ik tot de groep
die alleen al om het wakker worden dankbaarder wakker wordt.
Het licht gaat úit
Je kan nooit een spook gezien hebben –
er bestáán geen spoken
Mensen die gestorven zijn,
die liggen op het kerkhof in een graf
Met licht kan je niet slapen –
daarom hebben we ook gordijnen,
tegen de sterren
Soms vind ik dat jammer:
ze zijn zo mooi
Terwijl de meesten niet eens echt zijn:
ze zijn al lang uit maar wij zien ze nog
omdat het sterrenlicht er járen over doet
om hier te komen
Ja: hartstikke dood, maar ze zijn er toch
Ahh, prachtig
Nou, welterusten
Recente reacties