Ik heb door de benen van de lente gekeken.
Wat laag bij de grond, maar met een prikkelend zicht.
Ik wist niet dat hooiland zo hoog kon zijn,
toen haar tenen mijn nekharen streelden.
Zij heeft zich gespreid,
haar goudgeile halmen gebogen.
In de palm van haar schoot heb ik mijn ogen gesloten.
Hier hoort geen zeis bij, geen zwart gewaad,
maar het gelaat van een geliefde.
Zo zacht moet sterven zijn.
Als een lichtende cirkel,
waarin heengaan speelt met blijven.
Recente reacties