’t Gekrijs is niet van de lucht.
Tijdens haar porno-uurtje.
Vooral wanneer haar jonge poesje.
Uit pure wanhoop.
In de gordijnen klimt.
’t Gekrijs is niet van de lucht.
Tijdens haar porno-uurtje.
Vooral wanneer haar jonge poesje.
Uit pure wanhoop.
In de gordijnen klimt.
Haar borsten te lang niet gestreeld.
Haar schoot behoorlijk roestig.
En elke avond haar gordijnen
Te vroeg dicht.
Hoeveel boten heb ik gemist.
Te lang geen wind in mijn gezicht.
Struinend door de dagen.
Blind voor licht.
Haar tuin ooit met zorg omringd.
Onkruid regeert met vrije hand.
Ze haalt dan haar schouders op.
Wacht voor de nacht.
Haar lege armen steeds meer plooien.
De spiegel, de weegschaal, een wijde boog.
Ze weet wat wacht.
Soms praat ze met vriendinnen.
Een man aan de haal, iets met de kinderen.
Met een half oor klinkt alles zacht.
De stad. De langzame en nog stille straten
met de gordijnen dicht en wij die nog zwijgen
onder de lakens. Onze lichamen ademen
de sound of silence
In het blauwe uur
In het blauwe uur dat soms een eeuwigheid lijkt
te duren voor de slapelozen
maar ik, die wijzers lees, krul mij in een bocht
achter huilende ramen van de stad
en vraag me af waarom ik zo lang zocht
Ik geef me prijs en jij krijgt al mijn lelijkheid
er gratis bij. Nu ben je mij zat
De stad. We passen er nog in
we hebben er nog gedronken,
geproost op wat we liever toch vergaten
zoals de mooiste ruzies, tot op ons bot geraakt
Want door merg en been gaat de liefde, nietwaar?
In het blauwe uur
Ze trok de gordijnen recht.
De snijdende communicatie, een radio door de dag.
Misschien zijn tomaten toch geen groente.
Uit medelijden verpulvert hij uienschillen vol onbegrip.
Als pratende katten tegen bolle zeilen.
Er is niets dat hij niet zou willen doen.
Fluistert zij voorzichtig tegen de wasmand.
Waarom de groentesoep koud stond te worden,
de kaarsjes al een half uur gedoofd waren,
het geluid van de tv uit stond.
Alleen in stilte hoor je pas hoe leeg het is.
dag goeie ouwe
vergeelde maan
doe mijn lief
de groeten
de gordijnen dicht
geen kaarsen aan
een zee van licht
je gaf de kat haldol
het beestje loopt nu wankel
voor het raam heen en weer
hij jaagt niet maar klaagt niet
want hij kan geen van beide meer
de goudvis kreeg zopiclon
en slaapt nu hele dagen
onder zijn kasteel hij heeft
vreetaanvallen en gordijnen
want het licht werd hem te veel
met dank aan seroquell
is de hond van zijn psychose af
hij gelooft de maan nu wel
maar kan sowieso niet meer
dan een maal daags een moede blaf
de hamster kreeg de alcohol
en met de kolder in zijn knaagdierkop
rent hij achter zijn flesje aan
tegen zijn molentje op
ik ben clean zeg je terwijl
je de ficus librium voert
maar als ik zo om me heen kijk
gaat het met de rest erg beroerd
1)
broek af
gordijnen dicht
2)
gaap
hand voor mond
3)
jeuk in neus
laat het niet merken
4)
ogen sluiten…
tja…
eh…
sommigen krijgen
overal een harde
plassert van
5)
met jouw fatsoen
zou ik me schamen
6)
lach nooit en
te nimmer om
de domme filosoof
door de straat rijden nog wat bussen en
bij het sluiten van de gordijnen lees ik de
bestemmingen: Stadskanaal via Borger
en Groningen via Annen, reislustig komt
de vraag in mij op: Waar gaan we naar toe?
uitgekleed voor de spiegel zie ik
slap vel, grijs schaamhaar en vetrollen
rond de taille, welke taille? het zal vast niet
lang meer duren en de stilte vliegt me
naar de strot als een meute dolle honden
en de luiken worden door de wind geslagen
die aan de gordijnen rukt en de kachel walmt
roet, terwijl het gluiperig duister naar binnen
kruipt en de moed in de tocht
vervliegt
ik kom langs je huis
je zit op de bank
de rug gerecht
in afwachting van
de tv staat aan
je kijkt uit het raam
buiten beeld
is iets veranderd
straat boom wind
auto man met hond
een verregende zon-
dag man met hond
het verlangen trekt
de gordijnen dicht
Recente reacties