Resultaten voor het trefwoord glad

magenta – maaike klaster

De weken zijn van steen. Vandaag
ligt Italiaans graniet aan
mijn vingertoppen. Ik sla mijn
vuist erop kapot.

Wat glad was, barst. Het tijdsbeeld
spat tot gruis uiteen, wordt
nacht. Kogelronde, roze
korrels, tollend om hun eigen as,

snellen op een driekwartsmaat
door het gapend zwart. Mijn hart
pompt magma door haar kamers,
geeft zich vloeibaar over zodat

mica kan zwemmen als ionen in bloed,
de stonde bezaaid raakt met gloednieuwe sproeten.

ze kraait nog kind – jelou

Ze slaat haar armen om koppige draken
leest ezelsoren glad in vuur aan de schenen,
gedoofd door moeders nacht

ze kraait het kind in trouwen met poezen
haar borsten gepreveld in oudere tongen
dan rose kauwgom verdragen kan

ik wikkel haar benen in brandwerend folie
stel heupen af op onzichtbaar wiegen
terwijl haar stift Roodkapje kleurt

Haar kiem wil ik smoren, haar lippen begraven
in onschuldig zand haar afdruk behouden
de korrels zeven voor het geval

op handen en kniëen doorkruipt zij de kamer
echoot een paard naar naieve muren
het zadel gehuiverd in mijn hand

ik lach mij vermaakt, het leidsel in handen
blindeer ik de deuren en ramen, haar lipstick
verstopt in mijn plooibare angst.

holte – stijntje van der wal

ik zocht je gisteren toch echt op
hoorde je kraken waar
verroeren een bewegingsloze
holte voorspelt en waar
na verloop van tijd
huid en laken veinzen
samen te zijn, waar
het hoofd op het kussen
onafwendbaar
al doe je nog zo stil
kraakhelder en kreukloos
gaan ten onder aan
droom en werkelijkheid.
waarom zag ik dan niet
een omgewoeld ledikant maar
een onbeslapen plaats waar
keurig recht, koud en glad
ik naast stond en
slechts een holte waarnam.

plooibare zesde naamval – ploos

plooibare zesde naamval
niet meer zo maar
van je zelf mooi en vrouw

onbevangen vooroverbuigen
praten met armen
en benen ook
rimpelloos
alles prima voor elkaar
en over

daar komt
gekruist de ledematen
de ablativus absolutus
eerste vreemde rouw
om de ontrouwe syntaxis van lijf en leden

bij toeval zie je in oneigen ogen terug
de rimpeling
zeg maar gerust
royaal meanderend het craquelé

tussen wat je zelf nog altijd glad denkt
is het voor ieder ander zichtbaar
zo zien ze je
jij ziet alleen je eigen jongere verleden

 


Toelichting: herplaatst op DichtTalent november 2009. Voor Marjolijn Februari

* – benne van der velde

Kom een keer bij mij
van de vloer eten.
Mijn bril is vuiler
dan de toiletpotrand
en ik zie je graag.

Nagelriem aanhalen
met hand en tand
en leven op randen.
Ik schijn jou schoon,
glim mij maar blij.

Zo net als ik leef,
zo leef ik maar net
om te morsen
waar jij wil poetsen
met reuze zin erin.

Ik was een berg
en kost een beetje.
Strijk me aub glad,
stijf dit schone lijf
waar niemand op let.