Resultaten voor het trefwoord gezin

adder in knopenwinkel en op picknicktafel – delphine lecompte

We negeren de dode adder die op de picknicktafel ligt
Naast de dode adder liggen er twee telefoonboeken
Jij neemt het meest recente en ik blader in het oude
In het oude telefoonboek leeft mijn grootvader nog
Zijn minnares ook, ze had rode haren en ze pelde garnalen.

Ze had rode haren en ze kon een struisvogel in existentiële nood imiteren
Pas vele jaren later besefte ik dat ze eigenlijk de spot dreef
Met het orgasme van mijn grootvader, de ondankbare teef
In jouw telefoonboek staan een schrijnwerker en een oncoloog
Die dezelfde voornaam en familienaam dragen als je enige schoonbroer.

Je zegt: ‘Ik ga iets eten achter die boom daar. Die boom met de gekerfde initialen
Van je hatelijke moeder die mij gisteren in de knopenwinkel straal negeerde…’
‘Wat deed je in een knopenwinkel? Ben je opnieuw verliefd op een knopenverkoopster?’
Vraag ik ongerust, maar je bent al verdwenen met de laatste sandwich achter de stronk
Ik eet een augurk met lange tanden en achteraf pook ik met mijn zure wijsvinger in de adder.

Hij wordt levend of hij ontwaakt
Hij is vrouwelijk en zij bijt mij
Ik krijs hoger dan gewoonlijk, maar je blijft verscholen
Een normaal gezin dat net is toegekomen snelt ter hulp
De blakende moeder voert mij naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis.

Onderweg vraag ik haar of schijn bedriegt
Of de gezinsleden binnenshuis manipulatief, rancuneus en giftig zijn
Of de normaliteit een dun laagje vernis is
De blakende moeder snuift misprijzend en sist:
‘Dom wicht, we zijn geen gezin; we zijn een toneelgezelschap. Maar jij krijgt geen vrijkaarten.’

hervalueren – pallas van huizen

Stap uit de malle molen
je zit erin
je laat je koeioneren
bang je gezin te verliezen
bang je schulden niet meer te kunnen aflossen
je belast jezelf te veel
verwijt je partner
kan geen kant op
terwijl je te veel druk krijgt van buitenaf
sta eens stil
en loop opnieuw in de maat

het manifest van de spontane stad – nanne nauta

(te lollig)

In levende lijve kwamen Amsterdammers
de Sint nooit tegen.
Het was een nieuw fenomeen.
Hij kwam als zestienjarig jongen
in het gezin de helpende hand reiken,
ging op zijn step helemaal naar Abcoude
om pannenkoeken te halen.

Je zal zelf zo’n jaar of elf geweest zijn.
Je maakte voor het eerst kennis
met de theorie van het kruipen
van de rode bloedlichaampjes.

Ach, waar het hart van vol is.

vette pech – ellen vedder

geboren op een slechte plek, ma’s liefde
resoneerde op alcohol, pa moest toch ook
zijn woede uiten en sloot zijn handen

om jouw keel, je dreef in stukken weg
uit het gezin zonder garantie, je zocht hulp
bij zo’n jeugdinstantie, die zijn best deed

een dicht dossier over jouw leven schreef
dat als kort artikel eindigde in de krant
op een koude vrijdag in januari

visioen – eelke van es

kijk dan het huisje naar
binnen je leest
in de verte je naam

je staat voor het raam
de mensen ze komen
met wapenen strak
langs de boorden
van ’t grote gezin

woordtastend zijn nu
passen op iedere tel

vlam gaat de bel voor het eten
de druipende bloedjes
oogluikend vergeten