Resultaten voor het trefwoord geliefde

getuigen opzoeken – serpil karisli

        (Gesprek met de geliefde)
 
– Zei u iets?
– Ja, dat ik langzaam ben. U begreep mij niet.
– Tijd, u had het over tijd. Welke tijd is u en mij toebedeeld?
– U bepaalt uw tijd…
– Weet u ik vraag me af soms, of u bestaat,
of dat u bent opgezogen uit de ruimte, gevallen in tijd, verdwaald… Ik lach dan altijd, maar het is niet zo’n vrolijke lach…
En… dan begint de tijd weer.
– …
– Bent u er nog?
– …
 
 
        (Gesprek met tijd)
 
– Waar bent u?
– Ik ben hier.
U bent er ook.
– Ja, hoe lang?
– Ah…tijd, u heeft het over tijd. Weet u het vlees, het denken, het wezen
heeft gebrek aan tijd.
– U maakt mij bang. Nee niet u, maar ik en de anderen in ik.
Ik vraag me af of ik en u… U maakt mij bang! Bent u er nog?
– Ja al een tijd.
– Neemt u mij mee of laat u mij achter in…?
– In tijd? Weet u hoeveel tijd ik in u ben? Geen. En u
in mij? Altijd.
 
 
        (Gesprek met de dood)
 
– Ik weet dat u er bent.
– U ziet mij?
– U ziet mij ook. U bent er al-tijd.
– U roept mij?
– …

inleidende feestelijkheden – hans van willigenburg

Een feest waarover je aarzelt om erheen te gaan.
Op het moment dat je jezelf ziet staan tussen de genodigden,
drankje erbij,
wisselend van standbeen,
en, o jee, met vast een goed verhaal op je tong,
het ontelbaarste goede verhaal uit je magazijn,
klonteren slijmdraden in je keelgat samen
en stoot je van pure walging, hoestend,
je laatste krachten voor een op feestjes gewaardeerde glimlach
uit.

Het is niet dat je mensen uit de weg wilt gaan
of niet gelooft in de troostende werking
van een stiekem langs je bovenarm schurende vrouwenborst,
het is de huizenhoge opgave niet halverwege door deze of gene
tot het verschaffen van hoop of concrete diensten
te worden gedwongen,
al is het de zachtst denkbare dwang
van een heel mooi meisje dat om advies vraagt
ten aanzien van haar schoolkeuze en toekomst.

Het is de zwellende stilte in je
waaraan feestjes nu eenmaal geneigd zijn weinig ruimte te geven,
het is de verleiding die stilte in te gaan zetten
tegen het geroezemoes en de muziek,
tegen de vrouwenborst,
tegen het hele mooie meisje,
en op het moment dat de krijger in je wakker wordt
te kiezen voor een verhaal uit je magazijn
waar je al eerder gezelschappen mee plat hebt gekregen.

Het is de vrees
voor de lach
waarvan je weet dat die eraan zit te komen,
het is de vrees voor de walging,
voor de resterende richtlijnen in je brein
die op subtiele wijze weten
waar een even geloofwaardige als geliefde feestganger
links en rechts afslaat.

Je staat voor de spiegel
en voelt je bloeddruk, nonchalance stijgen
bij het morsig in je broek proppen van je overhemd.

gelijk heeft hij – filip couck

hij heeft een stuk of wat vingers
die niet echt meer meewillen
net als zijn geest die weigert
slaaf te zijn van zijn tijd

retorisch talent genoeg
om psychiaters te overtuigen
van zijn eerlijkheid
hij meent niet te kunnen werken

toch hier niet,
zeker zo niet

hij zoekt rust
‘s zomers in een psychiatrisch centrum
en na de eerste vorst
slaat hij zijn vleugels uit,
volgt de vogels
en reist nog verder door
naar zijn geliefde
India,
zijn bron van geluk

velen noemen hem parasiet,
weinigen zien wat hij echt is:

klokkenluider.

ten huwelijk gedragen – eelke van es

Neemt u deze man als uw geliefde aan?

De wezels breken uit zijn ogen,
zijn koude hart wordt gesmoord.

Hij is de wachter die van een stad heeft gehoord.
Hij vreet zich duizelig door de zon en de nacht.
Hij zwaait met zijn versierde tekens van de macht.

Met zijn stem op elke hoek van de wereld,
met een hoofd verward door de regen,
zal hij u bijstaan – deze man.

Neemt u hem tot uw wettige opperrrhuid ?
Zult u hem verwennen als hij groeit in de zomer?

Achter zijn stralende lach blinkt een kar,
op zijn schilferhoofd staat een brave schedel,

deze man, deze man, deze man.