Resultaten voor het trefwoord geboorte

tijdens mijn eerste zelfstandige huiduitstap krijg ik onverdiend een zoete naam – delphine lecompte

Meer dan tien rode wekkers staan stil op mijn geboorte-uur
De uitbater van de wekkerwinkel zegt: ‘Toen je vader
Nog een leeuwentemmer was heb ik zijn leven eens gered
Met een afgebroken cherubijnvleugel, hij was nauwelijks dankbaar!’
Bijna elke dag wordt de ondankbaarheid van mijn vader mij aangewreven.

Ik verlaat de winkel met een blauwe wekker
Die mij wijsmaakt dat ik tien minuten te laat ben voor mijn huidanalyse
In de wachtzaal ben ik het enige zoogdier zonder hoogtevrees
Uit verlegenheid doe ik alsof ik mij in mijn brooddoos verdiep
Mijn grootmoeder heeft mijn brooddoos gevuld met marsepein en Mondriaan.

Orthogonale postkaarten en marsepeinen ramshoorns
Wanneer ik aan mijn geboorte denk prijs ik mij gelukkig
Dat mijn helse moeder toevallig bezoek had van een dappere loodgieter
Hij was dapper genoeg om mijn moeder KO te slaan
En mij uit haar lijf te snijden met een sierlijke kromsabel.

In de behandelkamer van de dermatoloog vraag ik met bloot bovenlijf
Of mijn naam wel bij mij past
De dokter antwoordt: ‘Ja, ja, Melissa is een hele mooie naam.’
Ik verbeter hem niet, ik wilde altijd wel eens Melissa heten
Het enige pretpark waar ik nooit word aangerand heeft een honingthema.

Wanneer ik terug ben in het huis van mijn grootouders ben ik nog altijd zoet
Ik geef de blauwe wekker aan mijn jarige grootvader
Hij aait mij en vraagt: ‘Waarom heb je gisteren mijn lievelingsmasker verbrand?’
Het was een spottend vruchtbaarheidsmasker met vier slagtanden, maar ik zwijg.

leve mijn rauwe geboorte! – delphine lecompte

Mijn moeder en ik, wij hebben de geboorte overleefd
In een appartement boven een hoedenwinkel misschien
Geassisteerd door Ajax die mijn vader niet was
Maar een wankelbare loodgieter was
Specialiteit: boilers van suikerzieke gravinnen.

Mijn vader en ik, wij hebben de gitaar verdeeld
Ik de kist en hij de snaren, het lichaam in de zee
Nu is hij jarig en krijgt hij drie verschillende ukeleles
Van drie verschillende feeën (= paardenkinesisten)
De jongste paardenkinesist roept mij apart en zegt: ‘Geen woord over je eczeem!’

De oudste paardenkinesist sist mij opzij en fluistert: ‘Geen woord over zijn uitslag!’
De middelste paardenkinesist zwijgt en wordt heilig
We eten abrikozentaart, nee, dat is niet waar, mijn vader en ik staren
Naar de twee schrokkende paardenkinesisten, en naar de smullende fee
Daarna hoor ik mijzelf zingen, het begint jubelend maar eindigt obsceen.

Mijn vader vraagt: ‘Wanneer vermoord je mij nog eens? In een sonnet?
Met een behekste Nubische scepter? Of desnoods met een Utrechtse bruidstaartschep?
Ik antwoord: ‘Je mag voorlopig blijven leven in mijn gedichten.
Maar je bent natuurlijk wel arm en ellendig. Je ligt op sterven.
Gelukkig bedienen drie feeën je op je wenken! Jij en je wenken!!’

Ik verlaat mijn vader wanneer de paardenkinesisten het vragen
Op de trein van Gent naar Brugge help ik een kruiswoordraadselbejaarde
Aan de woorden ‘STELP’, ‘OBLAAT’, en ‘FARAO’
Een mooie samenvatting van de dag is het niet
Maar de oude man is tederder dan mijn vader.

jij – jacob van schaijk

jij kunt dansen als een zwaan
die sterft in een meer, met blote
handen water uit de rotsen slaan
en naar de hemel klimmen langs
het scherpste prikkeldraad

op je weg liggen rode druppels
die vielen uit je ogen toen je
me aankeek zonder het te weten
je handen groeven in mijn lijf
ik schreeuwde van geboorte

als ik met houtskool een
opzet maak voor je portret
hoor ik het dichtslaan van een deur
ik weet niet of je gaat of komt
niet of je werkelijk bestaat

stellingbouw – martin m aart de jong

Er is een tijd van komen en gaan
daartussen sta je op een scheermes
blaffende menigtes toe te hoesten
dat de poëzie geletterde zuurstof
is zonder welke we hersendood tussen
de stenen bewegen van geboorte en dood.
Als je nooit zegt dat iets mooi is omdat
je niet kunt zien wat van een ander eeuwig
deelbaar is ben je net als het heelal
alleen tril je negatief in een hoekje,
ook als er geen hoekje is omdat er zoveel
hoekjes zijn met trillende ego’s. Je trilt
altijd mee met de energie. Je weerkaatst
klanken van werelden die je niet kent omdat
leven een voortzetting is van alles wat koolstof
verbindt aan de hartstocht. Het staat steviger
als je geschiedenis de jouwe weet meedeelt in
de draaiing van de as.

* – maaike klaster

Ik blijf maar vallen in armen die er niet zijn.
Wanneer houdt het op op, komt er een einde al al dat schrijven over lelijkheid –
ik heb er zeeën voor in tweeën moeten splijten – staat er iemand anders op
die zegt: Misschien is het nu dan wel genoeg geweest met al dat luie haten,
wegdoen van mijn Vader, Moeder, God, de Hemel, het Leven. Laat ik nou eens
doen wat mij bij mijn geboorte werd gevraagd, of ik onvoorwaardelijk lief wilde
hebben, wat ik inderdaad heel even heb gedaan, maar toen ook dat voor het
gemak heb weggegooid, want hoe lang zijn we hier nou eigenlijk op Aarde?

Dan kan ik eindelijk weer boontjes doppen, eten koken, een man liefhebben,
baby’s verschonen, mezelf lachend langs een raam zien lopen.
Want denk niet dat ik wat ik tegen jullie zeg niet ook tegen mijzelf heb gezegd.
Weet dat ik mijn verkrachters, en mijzelf om die verkrachters, voor alles heb
vergeven, zodat ik verder kon en wilde leven, deze pen heb opgepakt en
alles heb geschreven.

gedicht, betitel mij – wout waanders

Na al duizenden dichten
Geschreven te hebben, vele zinnen onduidelijk afgebroken,
Andere symbolen in te verre streken gezocht

Na vele handen te hebben geschud
Parades en conventies, vergaderingen en thema-avonden
Af te zijn gegaan. Vele regels foutief te laten rijmen

Als een sprinkhaan van
Het realisme naar het postmodernisme gegaan,
En terug, want heden een dichter kent geen leiden

Na als een barbapapa
Vele vormen te hebben aangenomen, zonder reden,
Dan door de fruitmand te lopen, dan over de hemel te zweven

En ook sonnetten, eva en romano,
Ruim rekenend met metrums, als loden subways door de versveste,
En hoofdletters, laagletters, kiezen voor een titel (wat heb ik nou weer voor hoedje op)

Word er zo onderhand kotsmisselijk van, gebenendraai op papier
Ken het ik nou wel, de woord het woord het is mij als interpunctie om het even
Was ik maar een kraanmachinist, vanaf geboorte ingegeven.

Dan was dit gedicht,
Il Duce, mijn vader,
Zeven stukken beter.

dagopening – c.p. vincentius

Intussen snijdt Otto zijn havermout
in ongelijke grijsbruine hompen
en vertelt over diverse legeringen
in plastic, die hij bij constructie
van een reiskoffer hanteert, terwijl

zijn vrouw zorgzaam hemden strijkt,
binnen het uur vier maal achter
de keukendeur telefoneert met neef
over geboorte die langer uitblijft.
Naarmate ik de tekeningen met vette

vingers aanpak en zie dat de sluiting
nooit zal functioneren, de rand
makkelijk is open te breken, klinkt
uit de gang een langgerekte gil
en blijft de vraag naar het geslacht

boven de ontbijttafel hangen.’Vroeger,’
begint Otto en hij schenkt koffie
terwijl zijn vrouw Nelly de strijkbout
eindelijk van het overhemd haalt
en intussen daar haar vingers brandt.

Ik eet nog ‘n homp koude havermout
terwijl de geur van verschroeid
textiel zich met die van verse koffie
en zweetlucht van Nelly mengt.
Intussen is de dag maar net begonnen.

geboorte – eelke van es

Waar zijn mijn machtige woorden?
Ik lag al te wachten in uw oor.
 
Krakende mensen schreeuwen chocola:
mijn hemd is vet en feestelijk versierd.
 
Ik werd verliefd op een dokter die
nog moet studeren. Een vroedvrouw
met lamme armen schoof me aan de kant.