De bodem was bereikt
het gat, was geen gat meer
iets wat we accepteerden
eigenlijk nooit zo geweest was
gewoon geen onderdeel van deze aarde
waarvan je wist dat het er niet was
uitgehold, uitgesleten
een veelste rustig niets
alles was missen
tot zij jou zag, het gat zag
wat het betekende
alles was missen
voor haar, voor mij,
voor iemand
of iets.
Resultaten voor het trefwoord gat
Daar waar ik gewend was je te zien
waar je altijd zat en sprak
het is er niet meer
je bent weg, ik ben weg
het is weg, alles is weg
Het enige wat er nog is
is een diep gat
in mijn hoofd, in mijn hart
het gemis doet zo’n pijn
geestelijk, mentaal
Daar waar ik gewend was je te zien
het is er niet meer, het is weg
alles, alles is weg.
In een rechtopstaande metalen cilinder in mijn keuken zitten
een zwarte, gele, lichtgroene, lichtblauwe, rode en mauve mok
Die mauve mok is veruit mijn favoriete mok en berg ik
na de afwas altijd onderaan op
De rode is voor wie ik heimelijk liefheb.
Ze passen perfect in die cilinder, mijn mokken, in elkaar.
Mijn mauve mok heeft een oor als de andere, toch is het
Mijn favoriete oor. Ik praat ertegen, tegen dat mauve oor,
dat niks hoort maar nauw luistert.
Niets dan een gat is het waardoor je alle kleuren kunt zien die
je maar wil, een gat als een oor van een mokken mauvehoofd
met witte bovenrand, gewoon een reusje in mijn hand. De visite.
De visite krijgt nooit de mauve mok, ik geef ze allemaal namen,
die andere mokken die mijn bezoekers dragen.
Als iemand stout is geweest sneuvelt er tijdens de afwas wel eens een mokje
Vanochtend was het de rode en bleef ik achter als geboren met mijn mokken
Op een goeie dag schilder ik ze allemaal mauve.
Om door en zevenjarig gat te vallen heb ik een extra paar armen nodig om me
vast te houden, maar wat mensenarmen betreft zijn hier alleen de mijne,
wat ook precies de reden is dat ik val. Terug in de tijd, langs lege kalenders,
agenda’s, bedden, een bank waar ik ook nu in mijn eentje op zit, en alle mannen
die ik dood heb laten bloeden, zelfs hier op deze vloer, omdat deze isolatie,
eenzaamheid, afzondering – noem het wat je wilt – nog altijd beter was dan het
alternatief: me opnieuw laten naaien, of erger, verkrachten in mijn eigen huis.
Dus het spijt me voor alle verloren tijd, mislukte pogingen om liefdeloos binnen
te dringen in dit verdorde paradijs, een paleis waar gladde muren, spiegels,
tegelvloeren steeds met dezelfde tranen worden schoongeveegd, waar ondanks
alles Vreugde nog steeds leeft, want denk niet dat iemand heeft geholpen toen ik
schreeuwend op de ramen schreef: Help!
Hier komt ze weer, mijn wolf in
de nacht. Haar kreten grijpen mij
als klauwen, nagelen me vast.
Aum
Die teef zijgt door betonkarton,
kweelt mijn dekens onder,
weent net zo lang haar fluim op
mij tot ik alleen nog flemen kan.
Jezus, Boeddha, waar ben je nou?!
En ze huilt en ze pruilt
en ze blaast mijn huid droog.
Die schapenvacht leg ik af,
van hieruit gaan we dubbelloops.
klikklak
Ik jaag twee kogels door haar
derde oog en vul het gat dat blijft.
de reclames
voor relaties
en hun bemiddeling
doen geloven
er zijn veel meer
schone compleet opgewonden
dames dan vieze
oude mannetjes
ligt de handel
in vrouwen
op z’n gat
denkt de politiek
succes geboekt
blijkt slavenhandel
gewoon geheel
mannelijk vee
dekhengsten komen
en gaan…
onderwijl
publiek lacht
om het buiten-
huiselijk geweld
zweep er over
en wat zand
ben jij nou een vent…
gat verdamme we gaan naar
Ermelo
ik erger me nu al dood o
Ermelo
waarom heb ik hiermee ingestemd
idioot
op een kluitje in een caravan
hopeloos
beschonken in een boerentent
uitzichtsloos
dolen door het reservaat
rusteloos
sterven in je winkelstraat o
Ermelo
De dag nadat ik de kloosterrijke streek ontklom,
Trappistennat en moeheid loosde, neerstreek, de dag een gat,
vond ik genade in de lengte van de nacht.
Ik was een monnik, weerde de vrouw,
die niet het stil verlangen in zich zag,
gezicht tijd van gewicht, deed nauwgezet
aan zorg, aan overlevingsplicht.
Ik herstelde naarmate ik-in-monnikskap
mijn zegeningen telde. Ik zag mijn slagen
in het klimmen naar omlaag, koos mijn gebedenstoel
tussen de mussen in de beukenhaag.
Sint Franciscus, maar dan alledaags.
Ik ben op mijn plaats, volstrekte regelmaat.
Het meest van alles haat hij coniferen
hij rukt direct die jaren 50 symbolen uit
‘t strookje grond op de rand van zijn perceel
dat de erfgrens vormt met jawel: de buren.
Partij hekken erin, stekken er tegen aan
door de mazen weeft hij teder de takjes
van deze groene wezens die vreemd genoeg
vrouwelijk aandoen. Groei, schatjes, groei!
En floreren doen ze, sneller nog
dan het stugge schaamhaar van zijn vrouw
dat zij steeds vaker vergeet te scheren
(maar laat hij hier geen beeld bij vormen).
Hij is liever bij dit veelkoppige klimop beest
vol eerbied hoe hij, nee zíj, de armen kruist
in afweer, hoe zij zich in elkaar vlecht,
één weelderig schepsel vormt. In haar
lommerrijke schoot kan hij zichzelf zijn.
Soms loert hij door een gat naar de tuin
van die stadse lui, hij ziet graag hoe zij
ook daar haar grijpgrage vingers legt.
Recente reacties