Resultaten voor het trefwoord fietsers

winter – maaike klaster

Ik zou een deur in de zon willen zijn
met sneeuw op de stoep, aan het eind van een wintermiddag.

Daar zou ik het voorbijgaan zien van wandelaars, fietsers, licht, de tijd,
terwijl ik blijf staan met schemer binnen raakbereik,

het kraken horen van bevroren water, van mijn eigen hout in de kou
en het niet erg vinden dat ik krimp en het niet erg vinden dat ik kraak.

In de verte zou ik de voeten zien die thuiskomen bij mij,
traag van vertrouwen in mijn richting lopend.

Hen zou ik verwelkomen met mijn knop in hun hand.
Zij zouden mij openen en naar binnen stappen,
over de drempel naar mijn warme hart.

uitzicht I – frido welker

wat de wind doet met de boom die nog vruchten draagt,
terwijl de lucht over een dode rivier de straat inwaait,
moet ze zelf weten, Internationale Vrouwendag is geweest
dus ik neem aan dat ze gekozen hebben

het is een half uitzicht, de molen mag niet draaien;
dat is voor dagen dat er in zijn ruim wordt gegeten
van dure borden en de gasten het ervaren alsof er zeesop
kolkt over het water waar meer roeiboten varen dan
zalmen nog tegen de stroom op durven zwemmen,
maar wel stil op bord liggen, het oog netjes weggesneden
de prullenbak in want dat converseert niet fijn,

het is een half uitzicht, achter de molen het ziekenhuis
waar niets over te zeggen valt want veel stiller
kan een plek niet zijn

uit de tunnel dichterbij dan de molen komen fietsers
die veelal sneller willen fietsen maar niet kunnen
racen als een wielrenner, hoe graag ze ook de wind zijn;
ze vat ze bij hun kraag en laat ze werken om de meters
te winnen naar het avondeten, alleen in de luwte
van de tunnel worden tijdritten gewonnen

het spijt mij niet – pietersz van calumburgh

Toen ik nog snelkoerier was en op tijd stond
Met honderden spoedpakketten om mij heen
Ging ik van hier naar ginder en nergens was
Een vriendelijk mens dat koffie verkeerd schonk

Geen stoplicht hield mij tegen dwars was ik en
gemeen op de grote snelweg en in binnensteden
werkten fietsers en voetganger als rode lappen
ik waande mij onsterflijk en een stoere toreador

Het spijt mij dat ik een asociaal asfaltmonster was
Een kilometerveelvraat, dubbelparkeerder,
Middelvinger opsteker, bumperklever, fileomzeiler.
Ja, dat spijt mij vertelde ik mijzelf en mijn baas.

Het spijt mij niet dat alle boetes zijn betaald
Met een gesust geweten fiets ik door mijn buurt
Op een spiksplinternieuwe hybride stadsfiets
Bezorg diepvries maaltijden bij hoogbejaarden
en slobber koffie met room en ontdooid appelgebak