Een dag lang uitgewrongen.
Stof gewogen. Vet gemest.
Een zin gelogen. Wilde best.
Jouw lippen kloven.
Met een bijl. Boven
je pet. Jou liggen
laten. Onder steen.
Pas eeuwen later.
Een gedicht wordt
opgegraven. Precies
op een verjaardagsfeest.
Een dag lang uitgewrongen.
Stof gewogen. Vet gemest.
Een zin gelogen. Wilde best.
Jouw lippen kloven.
Met een bijl. Boven
je pet. Jou liggen
laten. Onder steen.
Pas eeuwen later.
Een gedicht wordt
opgegraven. Precies
op een verjaardagsfeest.
Het is een dag die vraagt om korte zinnen. Beginnen met “liefde” en “pijn”. Alsof die twee nooit Siamees samen kwamen op de kattenbak en in de zomers; een feest was het niet. De krabbende palen, de krijsende manen, de daken die eindeloos waren, van schoorsteen naar schoorsteen van muren en schuren door andermans tuinen bespoten, begoten, verjaagd en besmeurd voor de liefde, de liefde, waarvoor je zocht en hard vocht naar buiten bracht want binnen was het warm, binnen in de schede waar het zwaard in ruste kwam was even. Buiten ging de tijd in duizend zomers tekeer. Vroeg een mens om korte zinnen. Om mee te beginnen. Tijd te winnen. Voor iedere keer.
zwart kleedt mooi af, weet ze
dat haar tieten ondanks zwart
veel te groot zijn, vergeet ze
want er is feest in het dorp
en dan moet alles kunnen
lacht ze om het hardst
aan de bar zit een man die
me bekoort, het is haar man
hij rookt, hij wil naar huis
Zelfs met spuug krijg ik
de veeg niet weg.
Van een tekening afgeschoten
naar twee kringen
die nog doorgaan met het feest.
Als ik mijn oor erop leg
hoor ik de vogels zingen
die in deze tafel woonden
toen het nog een boom was.
Toen ik nog over daken vloog,
waar ik het oppervlak van laaghangende mensenadem
langs mijn borst kon voelen strijken,
toen ik nog schreeuw en echo was,
leek het feest te zijn in alle straten, klonk uit
ieder huis een lied.
Dus ik daalde, raakte klaagzang kwijt, werd
een lichaam rijker, betrok een kamer,
vulde ruimte met muziek, en zie.
Zoetgevooisde melodieën worden koolstofdioxide
nu ik, hardvochtig bij de tepels gevat, het sap
uit halsslagaders zuig, en guif.
De stegen naar de hel
zijn bestraat met jonge vrouwen;
de wegen naar de hemel
geplaveid met flauwekul.
Ik ga dus naar de hel
waar ik een feest ga bouwen
en heb geen moer vertrouwen
in dat oeverloos gelul.
Want daar boven is geen hemel
maar slechts het spiegelende zand.
Geen oase met een kemel;
en zonder water, o mijn hemel,
krijg ik dorst en zonnebrand.
aan de schemerende gracht
hapert een man
gewikkeld in vroeger
en niemand streelt hem door zijn haren
hij wiegt
zijn verliezende lijf
op de maat van passanten – breekt
de laatste dagen van dit zo besloten feest
waarop iedereen te vroeg ging slapen
en sinds de kruisen binnenstromen
verkruimelt hij – de laatste bomen
barst
nooit meer
in bloemen uit
vandaag bezocht ik mijn moeder
die 67 jaar werd, het was
geen groot feest met Harrie, haar
nieuwe vriend en Joepie, zijn hond
Harrie had nieuwe schoenen aan
uit Amerika, mijn schoenen glommen ook
maar waren te duur gekocht bij Dolcis
ik was niet alleen en genoot
van macaroni en geneuzel
We moesten maar eens zwijgen dat
teveel van jou verdelen onder
zwijnen. Ik hou zoveel van
dieren dat ik toch, nee toch
maar niet. Je hebt als kind
vast wel gespeeld met ego.
Je bouwt zoiets toch op. Nu
is het tijd voor renovatie
of voor hergebruik. Is er
een bouwbesluit, een sloop-
vergunning? Kan er iemand
iets doen aan die woorden
er toch niet een verbod,
een therapie, of op zijn minst
een heel groot bord voor dat
andere voor jouw kop? Je bent
zo vast gebonden als een geit.
Je staat voor paal en wacht
het feest af. Maar wie wil
jou als offer?
Ik ben de keukenla na het feest
De muziek is verstomd, de kaarsen gedoofd,
de geuren verwaaid, de nadorst gelest,
en zelfs de wijnvlek is in zout gesmoord
De keukenla zoekt naar de kurkentrekker
Ik ben de keukenla van het leven
Bestek uit Grootmoeders tijd ligt naast
het HEMA-mesje van twee kwartjes
op een bedje van vergeelde spaarkaarten
Alles kent zijn plaats in de microkosmos
Ik ben de keukenla van de taal
Ik leg de woorden zij aan zij
die ik gered heb uit de goot
of die ik plukte op de tong
Ik poets ze op met zilverglans
Recente reacties