een geschuurde deur open
de kasseien blinken
op het kapotte hek
een gehavende jas
ik hoor stil
de uitgebloeide roos
een geschuurde deur open
de kasseien blinken
op het kapotte hek
een gehavende jas
ik hoor stil
de uitgebloeide roos
denkend aan Holland
zie ik brede riolen
dik door oneindig
laagland gaan,
rijen denkbaar
verdorde populieren
als hoge kale vingers
aan de einder staan;
wordt de zon langzaam
in grijze smog
dampen gesmoord,
en in alle gewesten
staan de schandpalen
midden op het plein,
de goedendag
en ijzeren maagd
sussen het populistische
bekrompen brein,
land van eeuwige rampen
gevreesd en ongehoord
ik heb mij verdoekt
onkruid groeit wel door
de stad blijft leven
het land gaat op in
die kloot zal blijven draaien
zoals het heelal ontploft
en zwart opzuigt
leven geeft en neemt
ik hing mij
op lijstloos canvas
in een kamertje
zonder ramen
gesloten voor de buitenwereld
de sleutel in mijn zak
een reserve
jou opgestuurd
in lommer bekommerd de lommerd
zich domme drommen die brommen
hij is een afzetter
die profiteert
één vinger
wordt
een hele hand
eens was ik er ook
“wat bied je me hiervoor?”
hij zette zich af
het staat nu nog
bij mij in de boekenkast
foeragerend
lanterfanter en pierewaai
ik
in het moeras
bij een ondiepte
met mijn knuisten
snees ik
door achtergebleven slib
en probeer
uit te knobbelen
ontwarren
bloot te leggen
wat dichters
bedoelden
bedroesemt
keer ik huiswaarts
als Nabob
is het waar
dat vele
gevluchte luchten
zuchten?
en waar?
ik zie
een hysterische massa
zich als lemmingen
het ravijn in storten
vrijwillig dit keer
gedegenereerde generatie
pyrofielen en kleptomanen
van leefschepen
op ruwe wateren
de straten van Shambhala
verlaten
zo ook de paden
in Eden
op een heide
vol zwarte schapen
huppelde er één
kleurloos gevlekt
voor invloed bevreesd
zou je het weghalen,
maar het werd gelaten
een schapengeneratie later
werden er twee
kleurloos gevlekten
waargenomen
en één witte
zo ik mijn universum
handvast omklem
wie houdt mij?
èèn vingerbeweging
influenceert
tot in chaotische
fractalorde
voelbotsen
beseffen mij
van groter
graag had ik
glimpogen
lang geleden
gedesintegreerd
tijdens opbeamen
verspreidde partikels
der en her
epische queeste
eonen terug aangevangen
wordt verhaald
in vergeten liederen
aanbrekelijk laatste
caput zwaarwegend,
onbeteugeld span
zijn de laatsten
hun verholen locatie
ingebed in krachtstenen
watergelegen hoog
lichaamskoelte
verrust mij
die zon
achter wolken
mijn ingebouwde
wifi-ontvanger
draait volle toeren
detectie van menselijkheid
staat ingeschakeld
tot nu
een paar stellige
verre signalen
maar ik weet
de wachtwoorden niet
Recente reacties