Resultaten voor het trefwoord en

absoluut en ik – peter van galen

Er zijn dagen dat alles zich overgeeft
dat de wandelaars trots de zee in gaan
de koeien stil naar de bliksem kijken

dagen die niets te raden laten
zeker weten de aarde draait
zonder twijfel de stenen rollen
absoluut en ik ben hier

driemaal om de dood te lopen
lachend bij een boom te staan
met gouden munten in je hand
ogen uitgestoken

ik hoor een lied dat gaat
dit is de allernieuwste dag
het eeuwige seizoen

en dan plotseling
een droom.

de fabel van de revolver en het ontplofte hoofd – eric rosseel

het leven en beleven uiteindelijk van de laatste dagen
van de annalen en de bacchanaliën – de vier jongen van de merel
zijn heelhuids uitgevlogen, volop buitenwaarts en over de linies
die verschuiven van kale godvrezende heuvelruggen naar
de zoete glooiende wanhoop en in zee gebade pootjes
– wee de ronzebonzende man en zijn koppel dode honden
de kanonnen van de soevereine verte en hun eeuwige sneeuw
heel nabij zijn ze – ze jagen het stampvoeten van pest en cholera
door de ontfermde spleten van mijn keel – alles met inzet
en respect voor de echo van de schaduwen in de éne grot

er is de loop van de geschiedenis zo heilig
en er is de loop van de opgepoetste revolver – buiten de lade
zo pal voor het laatst heropgestaan en hemelwaarts gericht
een feniks eieren broedend op haar as en dan: knal klinkt
de natuurramp en de stijl waarmee ze de slang de kop afbijt

hier staat te lezen wat nooit eerder is gebeurd
de uren van de dag die al overhaastig uitdoven en die
weergaloos wegglijden in de meest eenzame
meest reine afgrond – geen brug geen touwladder
overspant deze tijd die zich opbaart zich balsemt
in de virginale olie van dat éne scheurende schot:
voilà! werelden geopend, boeken gesloten in onverschilligheid

de cirkel trouw aan zichzelf

[dinsdag 8 juni 2010; 11 uur]

buitengewoon nuttig bezoek – hans van willigenburg

Hij is zo gemeen en zo oneerlijk.

Hij denkt zo zeker iets te weten, deze glimlach.

Hij meent zo scherp iets te zien, dat niet te controleren valt.

Hij is zo overtuigd dat niets nodig is om de buit vast te houden.

Hij glimlacht zo enorm, deze glimlach.

Hij is zo breed en buiten proporties.

Hij is zo plastisch en indringend dat anderen willen proeven.

Hij is hierdoor zo waanzinnig geamuseerd, deze glimlach.

Hij treedt buiten zijn oevers.

Hij overspoelt alles, de anderen, ook mij.

Hij is zo kort en hevig.

Hij zet alweer af tegen mijn lippen.

Hij zwerft over de aardbol.

Hij is weggevlogen en ik ben voorgoed verzekerd van zijn restwarmte.

Zo lekker gemeen, zo lekker oneerlijk.

sterfelijk onder een luifel, en daarna overal – delphine lecompte

Ik ben voortdurend sterfelijk
Als je me pookt met je kapotte visnet
Ga ik niet meteen dood
Zoals je vader onder de vensterbank
Toen hij aan het afluisteren was en
Het verraad van de notaris te weten kwam.

Wanneer je me vertelt dat je moeder
Gisteren met een blonde pruik op haar linkerhand
Stilstond op een golfbreker alsof ze noodlottig was
Wil ik niet weten waarom ze synthetisch haar steelt van
Een vrouw die haar kankermoeder is
Ik ken die mensen niet en
Het wordt tijd dat je mijn tepels erkent.

Paarden stuiven voorbij op benen die langer worden
Dan korter en dunner tot het de poten van de Eiffeltoren
In luciferstokjes zijn
Ja, zo’n Eiffeltoren heb ik ooit van een bebaarde man gekregen
Nadat ik hem twintig euro voor marsepein en boerenpaté had gegeven
Ik denk dat hij Jean heette en van Bulgaarse techno hield.

Nu staan we onder de luifel van een handtassenwinkel
Hier heb ik gewerkt, zeg ik, omdat het de waarheid is en
Omdat de stilte tussen ons nooit erotisch geladen is
De eigenares had een papegaai die ‘ik hou van geld’ kon zeggen en
Een man die haar sloeg omdat ze zijn tanden verwaarloosde.

ik ben delphine en dit is een woensdag – delphine lecompte

Gisteren had ik een touw nodig
Maar vandaag ben ik tevreden zonder touw
Ik sta hier te staren in ijzige rekken
‘ik sta hier te staren’ dat klinkt toch niet poetisch
Dat klinkt alsof ik een domme vrouw ben die
Het tremateken in de laptop van de oude kruisboogschutter niet vindt.

De oude kruisboogschutter is een carnivoor
Daarom staar ik dan ook in ijzige rekken
Die rekken zijn namelijk gevuld met koteletten en
Billen van banale hoenderen die geen mensennamen kregen
Omdat niemand sentimenteel is, daar buiten, de kinderen nog het minst
Ze zijn achterdochtig als sherry-slurpende bejaarde weduwen
Met jicht en een dashond die niet van hen houdt en
Een kleindochter die langskomt met een petieterig gebakje zonder pudding en
Dan naar je slaapkamer verdwijnt om de resterende gouden broches te stelen.

Naast mij staat een jonge man met een wipneus en een grote bril
Op het montuur staat een logo, links en rechts als schorpioenen die
Willen kampen op zijn neusrug
Nu pookt hij een gat in de piepschuimbodem van 226 gram kalfsgehakt.

de huisdieren volgen je streken en omgekeerd – delphine lecompte

De eerste hond heeft een denkbeeldige borstzak
Daarin steek ik gestolen geld en bekentenissen die
Drie families kapot kunnen maken en na zes maanden
Van geen tel meer zijn, omdat er nu nieuwe mensen wonen en
De fietszaak een frituur is geworden en de uitbater een socialist.

De tweede hond is altijd ziekelijk en
Genoemd naar een fotogenieke gangster
Hij sterft wanneer ik op sneeuwklas ben
Met een skilat sla ik op de kruin van de meester
Omdat hij is begraven met een naam die hem tegenhield
De meester geeft je een stoffen zakdoek met geborduurde herten en
Hij kust je kleine tepeltjes in het berghok waar onze botten staan
Ze dragen nummers, ik vergeet het nummer van mijn paar.

De derde hond is een kat die piept als het plastic kieken van de eerste hond en
Een hekel heeft aan haar staart, wat volgens mijn moeder ‘freudiaans’ heet
Ze moet nog groeien en neuroses ontwikkelen, die kat
Maar de stiefvader rijdt haar dood, het is herfst, het is avond
Ik graaf een put en nu liggen ze in verschillende staten naast elkaar
Straks geef ik ze namen die klinken als de bronstige kreten van hoefdieren die nooit hebben bestaan.

en ik zal – silvia

als je doodgaat
zal ik je zoeken
in elke kamer
ieder huis
elke stad
zal ik je zoeken
zal ik je zoeken

en ik zal je roepen
bij het vallen van de avond
in het duister van de nacht
bij de glorie van de morgen
zal ik je roepen
zal ik je roepen

en ik zal treuren
met je foto in mijn hand
als ik vlucht in je ouwe trui
voor de oorverdovende stilte
zal ik treuren
zal ik treuren

en dan, dan zal ik huilen
in je kussen dat koud en onbeslapen blijft
om wat ik niet genoeg beseft
en nu voorgoed verloren heb
zal ik huilen
en ik zal ontroostbaar zijn