Resultaten voor het trefwoord einde

[31-030][2029] – pastuiven

mijn Rattuaanse periode
gekenmerkt door Calimeroëske spraak
loopt ten einde

ik bespeur een geschiftheid
die klaren zal
in welk huis ik
vertoeven zal

Ursidae, Galliformae of Apodemae
is mij om het even
het changement
zal mijn Via Dolorosa
doen leiden
naar een ander vista
dat in de verte al kimt

when it counts the most – pallas van huizen

De aarde raakt uitgeput, overbevolkt,
grondstoffen raken op, het milieu wordt vuiler
de mens egoïstischer, meer en meer gericht op overleven
in plaats van gewoon leven

Je moet ergens beginnen, het einde nadert,
alle partijen zijn zich aan het bewapenen,
er hoeft er maar een te schieten
en de engelen zijn vertrokken
de hel breekt uit

wat is er daarna nog over?
een kilo goud en een kilo eetbaar graan?
wat zou een ei nou eigenlijk echt kosten?

ik sta voor de ontstekingsknop,
ik kan mijn eigen leven nemen of die van de wereld
een handvol mensen zullen overleven
alles een nieuwe waarde moeten geven
hervalueren

en dan is het wachten
op de volgende oorlog
met stokken en stenen
want wat we nu nog hebben
dat zal er dan niet meer zijn.­

Tot zover,

gelukkig weten u en ik
dat het niet zover hoeft te komen
als we verstandige afspraken met elkaar maken
de noodtoestand vermijden
en elkaar het vertrouwen geven
dat we het goed doen voor elkaar
door het daadwerkelijk ook goed te doen
dus zonder te ruilen, te liegen, te stelen,
geweld te gebruiken of te doden.­

Maar als ik vandaag dan weer naar het nieuws kijk
dan denk ik soms dat het echt niet meer goed gaat komen
omdat er nog zoveel mensen
wel ruilen, liegen, stelen, geweld plegen en doden,
ik sta wel aan de goede kant van de streep en u misschien ook wel,
maar al die anderen? sommige zijn gewoon onwetend…­
wat kunnen we nog van al die anderen verwachten?

als het er echt om gaat?

[30-078][1994] – pastuiven verkwil

een kabinet
wanden vol met
harten in versierde foedralen
elk geëtiketteerd
gecatalogiseerd naar

zonder weegschaal
(anders zou de ruimte
ongevuld blijven)

seizoen na seizoen
beduimel ik
nog niet het einde

dan
neem ik er een
open mijn borstkas
en plaats het gemoed
loop dan verder

op zoek

gedachtekracht – pallas van huizen

Met blauwe vingers probeer ik, probeer ik echt, probeer ik, echt, echt vast te houden, vast te leggen… Dat wat sterker dan geluid of licht is, ik probeer het aan te raken, probeer het echt, misschien vraag je het jezelf niet eens af of sta je er nooit bij stil, bij dat wat door alles heen gaat, je gewoon voelt, omdat het er is.

Dat, dat laat ik niet los, omarm ik, knuffel ik, bevrij ik in gedachte, in mijn hart, achter mijn ogen, dat dus, dat wat niet tastbaar is, dat ik probeer te omschrijven, altijd aanwezig op de voor- of achtergrond, als een boek dat geen einde kent,

gedachtekracht,

de geest zonder ogen, de ziel die je bent.

de boswachter – christos makrigianis

In de betonnen jungle , de stad , al jaren bezocht en veracht .
Waar zielloos mensen voortschrijden zonder een pad voor ogen .
Allen volgen een weg van routine , van monotonie , waar dood
aan het einde, kalm wacht . Hij koos een ander pad , in
gevangenschap , niet van betonnen constructies , maar het
schone , oneindige van de natuurlijke pracht .
Zijn gezicht tekent de natuur om hem heen, een naam,
een wezenlijke leven wordt gegeven, als vorm
die het woord gaf. De verdwaalde man zonder pad,
volgde de man van de bossen, in heuveltjes op,
heuveltjes af, de ruwheid van de natuur die op je wacht.
Het onstuimige bemoeilijkt het pad, niet voor alle,
wel voor de moderne, menselijke stap. Geen binding
met natuur, die zich verzet tegen de grond van onze aard.
Gebroken bomen, takken verspreidt over paden,
de verdwaalde man snakkend naar adem, hij gesloten in
ons vroegere, menselijk, doch dierlijk bestaan.

de plaag – christos makrigianis

De wereld openbaart zich aan ons
Allen, doch met gesloten ogen sluiten
Wij dit af. Wij die bomen vreten,
Dieren, de raven die ons de dood
Wijzen, volledig vergeten en
Negeren. Er heerst een plaag, soms
De handen wassend in onschuld, doch
Vaak gedragen door het afgestorven
Nachtegaal gezang. Alles raakt met
Lichtelijke strelingen naar vergetelheid,
Niet in hart en ziel, maar in het
Afgekaderd, koude verstand.
Rationaliseren, problemen oplossen veroorzaakt
Door onze blikken. Die van een boom,
Enkel papier zien. Koortsig door een
Knagend geweten aan mijn
Eigen handelen, dat dit tot uitkomst
Laat komen. Onze graven al sinds
Het begin van ons leven gegraven,
Duwen onze lasten ons dieper, en
Dieper de grond in. Ogen
Nemen waar, maar het blijkt een
Afspiegeling van de vergankelijkheid
Van onze wil. Betonnen huizen
Beschermen ons, wat verdedigt
Alles daarbuiten? Simpele wezens
Dat onbegrip met vuur bestrijdt.
Wij zullen niet als feniksen
Herrijzen, maar verdreven worden
Van ons huis, de vernietiging dragend een
Plek in onze harten, en zielen zullen
Verscheurd door wolven, vergaan tot as.
In de stegen van de openbaringen
Rusten, tot het einde van al onze
Dagen. Ongenezen wonden zullen niet helen,
Maar de last, het lood niet te vormen
Tot goud, verder het graf in dragen.
De wereld eindigt niet met woorden,
Maar met geschreeuw gedragen door dieren,
Planten, bomen en het herstel van de aarde
                                                            Haar pracht.

bladmond – b. vogels

ze blijft maar mondloos naar me staren
mijn plantaardige moeder
in haar veld verandert niets
ook niet met een klap
in haar landschap horen rozen

haar blik rolt ten einde
uit de stoel
wat rest draait wel op wielen

ze heeft ogen om te aaien
strelen is iets goedaardigs uit een verleden

in haar tuin van heden
ben ik niets

ikker – joost de jonge

I

zo zonder gedachten
ruisend in een open lucht
al te lang heb ik moeten wachten
in het duister, druipen grote druppels ik
rollend in een blozende leegte
van jouw zwijgende ontkenning
 
 
II

ondergronds werken zij met plezier
aan een gangenstelsel
een minuscuul dier dat jouw bloed drinkt
vele poorten en tunnels, een stelsel van verbindingen
hier een begin daar een einde
poppen, ’t minnespel bedrijven
buiten in het bos
ooievaar staat stilzwijgend
met z’n bek tussen ’t verendek
een hinde ijlt
’t verwaaiende bos in
je weet heel goed,
dat niets zal beklijven.
 
 
III

ondanks dit al
verlucht jij het leven
door een kostuum in ruiten gedreven
poekelen wij met z’n allen
een verloren gezelschap
aan de vooravond
van het poezelig echec
ikker, is dat meer ik?
je hoopt ’t wel, natuurlijk,
’t is beter van niet
kon ik maar voorkomen
dat jij niet jij ook sterft van verdriet

als was het op papier – erik-jan hummel

De laatste keer moet de eerste keer zijn
dat ik je voor ben, want al weet ik
dat je bestaat, je bent als was
je van papier en verlaten te worden
door papier

Voor sommige boeken voel ik veel en als ik aan ze denk
wil ik ze nooit kwijt, en het ene boek
dat verdween en ik laat
op een middag terugvond op het dak
zo doordrongen van vogelpoep en regenzand
dat ik het ondanks mezelf
niet verdragen kon en verbrandde

Dat ik stok, steeds voor het einde, omdat
ik het einde vrees dat ons
finaal zal beëindigen, en ik zie je,
ik ben haast te laat
met zeggen dat ik ga,
als was het papier
op.

vaarwel – kamiel choi

wat denk je ervan
morgen in de maan te wonen,
waar fiere schaduwen uit je flanken slaan
je het licht kust met je handen
en je stem oneindig zingt
langs hoge kraterwanden

je ligt, je ademt de verwatering
van alle grijsgeschilderde dingen
die drijven op de stille wateren
van jouw getemde, dode oceaan

je ogen knikken
en keuren het einde goed