Omdat ik als Kwakoe ter wereld kwam,
op een woensdag geboren,
lig ik iedere zomer in de tuin
aandachtig te luisteren
naar wat deze Hollandse zuidwestenwind
in het Sranang te vertellen heeft,
eten we schaafijs in het park,
ben ik in den vreemde thuis
omdat overal dezelfde vogels fluiten.
Er zit een koekoek op de dijk –
iemand heeft mij zijn locatie aangewezen –
die mij met zijn holle echo
een kijkje in zijn nest laat nemen,
mij laat weten dat hij overal thuis is,
dat het tijd is,
dat ik altijd al wakker was,
maar nu mijn eigen eieren moet vinden,
dat ik niet meer naar de koekoek moet zoeken,
dat Kwakoe geweest is,
dat het overal feest is
nu wij de Surinaamse wedstrijdvogels
uit hun kooien bevrijd hebben
en zij overal de klank van Fernandez laten horen,
hun weg terug naar huis hebben gezongen.
En de koekoek tikt nog steeds.
Nee, dat was de specht,
die wil het liefste vechten
met de allerhoogste, holle boom,
zegt dat ik nooit thuis moet blijven dromen,
boort gaten in zijn zelfverkozen woning,
laat mij nog even liggen in de tuin
met de muziek van een andersoortig festival
dat ik nu voor altijd aan mijn ouderlijk huis verbind,
dat mij aan die vroege tropenzomers blijft herinneren.
Iemand doet de deur open
en alle noten, kinderen, vogelveren
waaien weer naar binnen.
De deur slaat dicht.
Nu kan ik beginnen.
Recente reacties