Resultaten voor het trefwoord duister

ruilverkaveling – iniduo

een man aan wie ik de weg vroeg
kwam met een voorbeeld
– ongevraagd
nu ben ik nog steeds onbedeeld

het kan raar lopen
langzaam te verdrinken in drijfangst
nog maar eens vragen dan?
de weg die krult is toch het langst

verderop zie ik de anderen dolen
hun adem doet echo’s uithollen
nog overmand door de slaap van gisteren
met hoofden die halsstarrig knikkebollen

ook ik droom wel eens
van hekken en wallen doorzagen
op onbewaakte overgangen
als gedrukte woordwaarden vervagen

en ik ken de naam van het uur niet
betwijfel inderdaad het nut van alweten
ook zij tasten in het duister
laat maar even zweten

nu het hoge woord eruit is
heeft het weinig zin te blijven hopen
en als ik eraan terugdenk
is het al met al raar gelopen

onderbelicht – iniduo

ik hou van het geknepen licht dat niet alles onthult
van de sluier, de nevel, de hunkering
die nooit alle wensen vervult

ik vervaag
ik volg de schemer
die ’s ochtends het verlangen naar licht bedekt

die ’s avonds zweemt naar de diepte van duisternis
bloemen sluit, ogen opent
zich tot oneindige verten strekt

de schemer, die woorden in half beschenen wolken leest
maar nog genoeg onbesproken laat
voor het volle licht
dat niettemin het duister vreest

uit de diepzee van mijn ziel – b. vogels

Ik weet dat liederen schuilen in mijn aderen.
Ze tollen in het duister van de stroom.

Tot nu kan ik enkel huilen.
Ik wacht nog op het kloppen van de klonters.
Het losbarsten van mijn tong.
Zonder te bezinnen.

Spat open lyrics.
Ik sta hier niet voor niks te borrelen.
Guts de gloed over mijn lippen.
Begin te bezingen.

Zodat ik even schuilen kan.
In een hoek van mijn leven.

verstekelingen in een fles – sanja simunic

zo, zei vader opgeruimd
nu gedragen wij ons als kaaskoppen
en gaan naar zeeland met vakantie

we zongen van dansen aan zee
we groeven een kuil voor een duitser
we aten boterhammen met zand

we ploegden door het rulle duin
zagen de zon achter dishoek ondergaan
stonden oog in oog met michiel de ruyter

we kenden alleen het land achter de horizon
onze pier was met schapebloed bestreken
snel gevuld onze kinderhand

alleen onze huid wilde maar niet verbleken
al smeerden we nog zo veel zonnebrand
of aten muisjes van de gruyter

’s avonds borgen we schep en vormpjes weer op
moeder sloot de luiken
we konden geen mosselen meer zien

september – b. vogels

het park leunt achterover
de vijver lijkt me dichter
aan te kijken
onze rimpels zichtbaar

in het duister van de spiegel
groeien schouders naar elkaar
een blad drijft voor mijn mond
het wordt stil
in zoveel diepte

landstreek – c.p. vincentius

’n Dag misdeelt denken in duister,
verlaat de controlepost in regen.

Links langs het kanaal veredelt
een fabriek ’t vet naar behoefte.

Menig geroep uit het oeverriet
rimpelt schuim op het afvalwater

en laat het kolken in zwemslag.
Walm zegt de leek op het strand

en wijst naar lucht zonder stank
en hemelsblauw waar te nemen.

nek – karlheinz myskin

Toen ik mijn nek
draaide
zag ik in een glimp
jouw haar
wapperen in het duister.

Als in een droom
wist ik:
Dit is de laatste keer
dat ik jouw haar
zie dansen.

Toen ik mijn nek
brak
wist ik:
Mijn jeugd ligt achter mij.
Ik moest je verliezen.

ochtendgebed – harry m.p. van de vijfeijke

Heidens is het, grif geef ik het toe,
mijn ochtendgebed.
Te duister mijn begin.
Traag uit de sluimer zoek ik
de verzoening met jouw kruis, beeld
mij vormen van aanbidding in.

Mijn hand, het eelt nog zacht
van een gladgebeden rozenkrans,
streelt elke dagbegin profaan
mijn blij en droevige geheim.

Een dag richt zich op,
ik zal prevelend aanwezig zijn.
Dit is mijn lichaam,
waar ben jij?

tocht der tochten – jan van heemst

In sneeuw en gure winden
reed hij op witte wegen
en werd daarna door al zijn vrinden
in de adelstand verheven.

Het daglicht was van korte duur;
de buien als een blinde muur
waar hij doorheen moet rammen;
hij wist dat hij moest vlammen
tot in het laatste uur.

Het duister kleurde alles grijs;
hij kreeg de wind van voren
en met de schimmen op het ijs
vocht hij nu om de grote prijs;
want wie niet doorzet is verloren.

Dan eindelijk de laatste stad,
die hij als Generaal betrad,
want nu als slagroom op de taart
reed hij weer op de Bonkevaart
en wist zich uitverkoren.

naissance – joost de jonge

Edelmoedig gesternte in een duister bekken
Ik zag ’t vanaf de grond als één van jullie valt
Zal er al fonkelend het zieleheil vertrekken
Aarde beroert door Phoebus’ kinderen groot in getal
Wie verlangt zijn schijnsel het zal hem zacht bedekken
Door Inca’s getreden gouden regen zijn vazal
Wasdom van oerlicht het is één en al spetter’nd vuur
Regenboogkleuren in mij gewekt door de natuur

De vogel zag de aarde golven van bloeiend groen

Ik zie hem altijd als hij met de zon vrijt
Hij draagt wolken als gewaad
Door de wind uiteengedreven alsof hij ogen openslaat

Een gedachte ontsnapte mij voor ik hem kon snappen
Gelijk wind en bomen niet weten
Wie tot wie is gekomen
Zichzelf vergeten

Druppels lenteregen parelen
Op roze bloemblaadjes
Die afsteken tegen een grijze lucht
Door trillende bladeren omgeven

De vogel zag de aarde golven van bloeiend groen

Mist hing boven land te wachten op het ochtendlicht
Het lijkt mij mooi met de mist te drijven als microscopische bootjes
Stijgen hoog in de lucht
Hier zijn duizenden gezichten omgeven door stralend licht
Ik zweef zie mijzelf staan
Hoog boven de eindeloze oceaan

Edelmoedig gesternte in een duister bekken
Ik zag ’t vanaf de grond als één van jullie valt
Zal er al fonkelend het zieleheil vertrekken
Aarde beroert door Phoebus’ kinderen groot in getal
Wie verlangt zijn schijnsel het zal hem zacht bedekken
Door Inca’s getreden gouden regen zijn vazal
Wasdom van oerlicht het is één en al spetter’nd vuur
Regenboogkleuren in mij gewekt door de natuur