Langzaam valt de druppel.
Breekt stilte in stukken.
Het besef dat het tijd is.
Dat dingen gaan lukken.
Langzaam valt de druppel.
De laatste druppel.
Zet alles weer terug,
wat eens zo scheef zat.
Resultaten voor het trefwoord druppel
Ze hing uiteindelijk toch op, de stilte viel als een druppel water in de goot. Ze hing uiteindelijk toch op.
Ik huil zachtjes, maar niemand die het ziet, van binnen ben ik bij haar, ik hou me groot.
Ik ben een oceaan,
Die de druppels is
Van vele momenten
Ik ben een oceaan,
Die de zeeën bevat
Van vele tranen
Ik ben een oceaan
Niets liever, dat je zwemt
Als in een onbekend avontuur,
Niets liever, dan een zacht fundament
Waar je op kan rusten in het late uur,
Niets liever dan dat
Maar, op de bodem,
Liever geen
Verdroogde,
Uitgeputte,
Verzonken schat
Huilen in de sauna. Zweten in mijn eentje.
Droog hout, smeulendhete, grauwe kolen,
een handdoek en ik. Tijgerin met roze-gele
streepjescode, snikkend in de oerwoudhitte.
Dit is een stralend begin.
In het midden van iedere druppel vind je
een atoom dat gemaakt is om te stromen,
de kern vol parelende protonen op zoek naar
negatief geladen partners – waarom zou je?
Pure natuurkunde, hun aantrekkingskracht.
Onder de koude douche reken ik met de tropen
af, spoel ik ionen, hun vruchteloze paringsdans
door het afvoerputje, maak ik plaats voor
de stenen adem van een stervende zwaan,
stamp ik een zoetwaterballet, trek ik de lege
ruimte, geruite tegels aan, verdamp ik waar ik
bij sta. Ik stoot af. Daar gaan mijn feromonen.
Vrede is een zee van naakt zijn.
Een zaak van anderen
raken bij de huid.
De kleuren wissen in de massa.
Golven verankeren op een lens.
De mens is een druppel.
In zijn kleren valt hij op,
het netvlies van de visser
trilt in niets dan water.
Helder hangt een druppel
aan een tak, een parel zonder
oester, een parel zonder schelp
Schijnbaar leeg en schoon lijkt het;
vanachter de de schijn bedriegt het gezicht
Een beperkt vermogen om de wereld
te zien in een druppel, een
stukje vocht
De tak beweegt en levert de druppel
over aan de zwaartekracht
recht, als langs een liniaal getroken,
verdwijnt het kleine water
in de grond
Een tijdelijke bestemming met een
chaotisch doel, met een
onbekende samenhang
er wordt een ei gekraakt
en schalen versplinteren
dooier dan in het wit kan er niet zijn
zuiverder zeker niet gelogen
luid klinkt geschater
want mooier is zij niet gemaakt
de balans van de waagschaal is gewogen
mist alleen een beetje glans
als de laatste druppel uit de kraan vervloeit
zwem ik in cirkels
de lans vooruit gebogen
Wat je ziet is het topje van de ijsberg
en ik mocht barsten als het niet waar was…
zout parelend licht het dak van mijn wereld
met elke druppel ben ik er gloeiend bij
ingestort als ik niet oppas
breekt het ijs tussen onze oren
als een adembenemende lach
is dit geen tandpastasprookje van zwanen
op een bevroren meer van dronken emoties
maar ice ice baby! dans met mij
tinkelend onder een blote hemel
kunnen ijsblokjes zo tollend dralen
voor elkaar smelten tot een nieuwe droom
on the rocks als glazige ogen spreken
daar is het licht
dat steen voor steen de straat beklimt
water beschijnt en druppel na druppel
verdwijnt het zicht op de put
elk hoofd weerspiegelt
als een gerimpelde Narcissus
voordat zij steels verdrinken in zichzelf
en sleets gezichten omranden
daar verliezen wapperende bladeren
hun kleuren in handen
die het venster bestieren
Ik ben een druppel gelood pek zinkend in Chinese inkt. Voor ik
verdrink zal de waterdruk van het stuwmeer me eerst traag
pletten. Mijn stuiptrekking tikt tegen de reeds gebarsten dam.
Het stof van betonrot stuift over het terugrimpelende
water. Hopelijk wil de verlossende lawine een vraag
inslikken en mij in een snelle genade verscheuren.
De toekomstloze vloed zal verlossen zonder te troosten.
Een moment liefde zou nu liegen als een sidderroggraat,
een feestelijke vuurwerkstaart in mijn ogen krassen als stro.
Ik probeer mijn geamputeerde oogleden te sluiten. Doorheen
een deken van lokkend grijs golven katten en eekhoorns
met hun anijszwarte staarten een pantomime als proberen
ze me weg te houden van de opslorpende dofheid.
In het kobaltzuur tussen een rozerood en een oranjegeel
aquarium danst een tuimelaar naar me toe, en weer weg.
Als ze terugkeert zodat ik haar kan aanhalen is ze spekwit
en helrood gemarmerd. Gevild, alsof ze spiegelt wat zij ziet.
Recente reacties