Resultaten voor het trefwoord droge

een vrouw in de droge voeding – delphine lecompte

Een vrouw in de droge voeding zegt tegen haar moeder:
‘Gisteren heeft de teckel mijn lievelingsdeken verscheurd!
Je weet wel; dat deken waarop Jezus vastbesloten is
Om water te veranderen in wijn op het eind van een suffe bruiloft…’
‘Een bruiloft is nooit suf. Suf is het verkeerde adjectief.’ Zegt de moeder streng.

De moeder heeft gelijk
Ook mijn moeder had nog geen 120 minuten geleden gelijk
Ook mijn deken werd gisteren verscheurd door een hond
Maar er stond geen Bijbels tafereel op afgebeeld;
Slechts een heidense sloot vol omineuze kikkers.

‘Een sloot is nooit heidens.’ Zei mijn moeder streng
Wat zie ik haar graag sinds ik een hond heb
Ik streel een liggend pak rijst en bel haar op
‘Waar ben je? Ben je gewond?’ Wil mijn moeder weten
Ik stel haar gerust; ‘Ik doe ongewond boodschappen voor een blinde tegelzetter.’

Wat ben ik christelijk sinds ik een jachthond heb
Vroeger zou ik het wisselgeld in mijn zak hebben gestoken
Vroeger zou ik de blinde tegelzetter nooit hebben aangesproken
‘Als je van jezelf zegt dat je christelijk bent dan doe je alles teniet’
Zegt een vader bars tegen zijn enige zoon in de zuivelafdeling.

De vader heeft ongelijk; het is niet nodig om zo bars te zijn
Ik hoop dat hij vanavond stikt in het voorlaatste appelpartje
Van de afgeprijsde yoghurtpot die hij in zijn knuist knelt
En ik hoop dat zijn enige zoon het laatste appelpartje niet als een relikwie bewaart.

Mijn moeder vraagt: ‘Lukt het met de hond?
Als het niet lukt dan zal het je zoveelste fiasco met een zoogdier zijn..’
Wat is het gemakkelijk om de verbinding te verbreken.

bel apeldoorn of de loodgieter – pastuiven verkwil

wanneer je hoofd lekt
pak snel een teiltje
lepel het opgevangene
terug de canope in
rits waterdicht toe
en hoop op een droge periode

depressies komen en gaan
hou de weerman in de gaten
en je naden

wanneer je hoofd lekt
kun je er niet snel genoeg bij zijn

nana – tijl nuyts

Je stuurt me brieven
met droge bladeren
van je sinaasappelboom

Ik ruik
het stof, de wind, de zomer
in de enveloppe

Dartelt je hand nog,
je gom en je potlood
vliegen elkaar in de donkere haren

Je land spiegelt
als een roestige munt in het water

Het schorre gefluister van
je sinaasappelboom
vertakt zich voor mijn ogen

Je hangt de zinnen in de withete zon
te drogen
kleurige wasknijpers klemmen
flarden wereld aaneen.

hoezo leg ik me erbij neer? – hans van willigenburg

Om tien uur ’s ochtends
komt het voor
dat alles wat ik
dan achter de rug
had willen hebben
nog voor me ligt,
te beginnen met
het uitruimen
van de afwasmachine.

En dat wat ik nog van plan was te doen
in de middag en in de avond
– iets ‘van wezenlijk belang’ –
in mijn brein bedelt om een aanloop
van vele belangeloze parkwandelingen
waarvan ik er niet eens voor eentje
het geduld bezit.

Tijdens het schemeren bezig
te overdenken de verhouding
tussen verwachting, menselijke wil en doelen
probeer ik ter balseming
de paar dingen eruit te pikken
die ik tussen het met tegenzin uitgevoerde corvee
en het hortend uittekenen van toekomstplannen
met een te verdragen percentage slordigheid
tot iets heb gebracht wat men met droge ogen
noemen kan: een soort afronding.

Daarna voel ik hoe de voorbije dag
minachtend in mijn nek spuwt
en daal ik af richting verse slaap
die boemelt naar een ochtendstond
tijdens welke ik voor ik weet niet wat
luchtdichte redenen zal pogen te verzinnen
waar helemaal maar dan ook helemaal niets
tegen in te brengen is.